Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bereid:
  2. bereiden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bereid (Nederlands) in het Frans

bereid:

bereid bijvoeglijk naamwoord

  1. bereid
    disposé; préparé

Vertaal Matrix voor bereid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disposé bereid af; afgedaan; afgelopen; bereidvaardig; gehumeurd; gemutst; genegen; gereed; gestemd; gewillig; gezind; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij
préparé bereid af; afgedaan; afgelopen; bedacht; beëindigd; gedaan; gekookt; gepleegd; gereed; gewapend; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbereid; voorbewerkt; voorbij

Verwante woorden van "bereid":


Verwante definities voor "bereid":

  1. het wel willen doen1
    • ik ben bereid voorzitter te worden1

Wiktionary: bereid

bereid
adjective
  1. akkoord gaand, instemmend: bereid tot actie

Cross Translation:
FromToVia
bereid partant up — ready, willing
bereid capable; de up to — capable of
bereid volontaire willing — ready to do something that is not a matter of course

bereiden:

bereiden werkwoord (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)

  1. bereiden (iets toebereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen)
    préparer; apprêter
    • préparer werkwoord (prépare, prépares, préparons, préparez, )
    • apprêter werkwoord (apprête, apprêtes, apprêtons, apprêtez, )
  2. bereiden (toebereiden; klaarmaken; gereed maken; brouwen)
    apprêter; se préparer à; préparer
    • apprêter werkwoord (apprête, apprêtes, apprêtons, apprêtez, )
    • se préparer à werkwoord
    • préparer werkwoord (prépare, prépares, préparons, préparez, )

Conjugations for bereiden:

o.t.t.
  1. bereid
  2. bereidt
  3. bereidt
  4. bereiden
  5. bereiden
  6. bereiden
o.v.t.
  1. bereidde
  2. bereidde
  3. bereidde
  4. bereidden
  5. bereidden
  6. bereidden
v.t.t.
  1. heb bereid
  2. hebt bereid
  3. heeft bereid
  4. hebben bereid
  5. hebben bereid
  6. hebben bereid
v.v.t.
  1. had bereid
  2. had bereid
  3. had bereid
  4. hadden bereid
  5. hadden bereid
  6. hadden bereid
o.t.t.t.
  1. zal bereiden
  2. zult bereiden
  3. zal bereiden
  4. zullen bereiden
  5. zullen bereiden
  6. zullen bereiden
o.v.t.t.
  1. zou bereiden
  2. zou bereiden
  3. zou bereiden
  4. zouden bereiden
  5. zouden bereiden
  6. zouden bereiden
diversen
  1. bereid!
  2. bereidt!
  3. bereid
  4. bereidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bereiden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bereiden (klaarmaken)
    le préparage
  2. bereiden (toebereiding; bereiding; aanmaken)
    la préparation

Vertaal Matrix voor bereiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
préparage bereiden; klaarmaken
préparation aanmaken; bereiden; bereiding; toebereiding bereidingswijze; de maaltijd bereiden; koken; preparaat; toebereiden; voorbereiden; voorbereiding; voorbewerking; voorwerk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprêter bereiden; brouwen; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren; toebereiden
préparer bereiden; brouwen; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren; toebereiden alvast neerzetten; bedenken; beramen; gereedmaken; klaar leggen; klaarleggen; klaarmaken; klaarzetten; plan beramen; prepareren; uitspreiden; verzinnen; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken; zinnen
se préparer à bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden prepareren; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbewerken; voorwerken

Wiktionary: bereiden

bereiden
Cross Translation:
FromToVia
bereiden mettre en place; installer set up — to ready something for use

Verwante vertalingen van bereid