Benoeming in het Frans vertaald uit het Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

benoeming:
- dénomination; désignation; appellation; nom; terme; titre; emploi; nomination; fonction; élection
Wiktionary:
- benoeming → nomination

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor benoeming (Nederlands) in het Frans

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de benoeming (benaming; aanduiding)
la dénomination; la désignation; l'appellation; le nom; le terme; le titre
- dénomination [la ~] zelfstandig naamwoord
- désignation [la ~] zelfstandig naamwoord
- appellation [la ~] zelfstandig naamwoord
- nom [le ~] zelfstandig naamwoord
- terme [le ~] zelfstandig naamwoord
- titre [le ~] zelfstandig naamwoord
de benoeming (aanstelling; installatie)
l'emploi; la nomination; la fonction; l'élection
- emploi [le ~] zelfstandig naamwoord
- nomination [la ~] zelfstandig naamwoord
- fonction [la ~] zelfstandig naamwoord
- élection [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor benoeming:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
appellation	aanduiding; benaming; benoeming	naam; term
dénomination	aanduiding; benaming; benoeming	naam; term
désignation	aanduiding; benaming; benoeming	aanduiden; aanwijzen; naam; nominatie; term; voordracht
emploi	aanstelling; benoeming; installatie	aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benutting; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
fonction	aanstelling; benoeming; installatie	ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; beroep; betrekking; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; inspanning; job; positie; prestatie; professie; taak; vak; verrichting; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
nom	aanduiding; benaming; benoeming	achternaam; faam; label; naam; naamwoord; reputatie; roep; substantief; term; zelfstandig naamwoord; znw.
nomination	aanstelling; benoeming; installatie	nominatie; voordracht
terme	aanduiding; benaming; benoeming	eindpaal; looptijd; naam; poosje; sluitingstermijn; term; termijn; tijdlimiet; tijdslimiet; woord
titre	aanduiding; benaming; benoeming	aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; graad; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; niveau; onderdeel; opschrift; peil; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
élection	aanstelling; benoeming; installatie	keuze; selectie; uitverkiezing; uitverkoring; verkiezing

Verwante woorden van "benoeming":

benoemingen

Wiktionary: benoeming

Cross Translation:

From	To	Via
• benoeming	→ nomination	↔ Berufung — Ernennung in ein öffentliches Amt von Kirche oder Staat (Höchstrichter, Priester, Universitätsprofessor usw.) oder Anstellung eines Künstlers (Dirigent, Theaterdirektor, Schauspieler, Musiker usw.)

Remove Ads

Vertaal benoeming van Nederlands naar Frans

Uitgebreide vertaling voor benoeming (Nederlands) in het Frans

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de benoeming (benaming; aanduiding)

de benoeming (aanstelling; installatie)

Vertaal Matrix voor benoeming:

Verwante woorden van "benoeming":

Wiktionary: benoeming