Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beminnen (Nederlands) in het Frans
beminnen:
-
beminnen (minnen)
aimer; chérir-
aimer werkwoord (aime, aimes, aimons, aimez, aiment, aimais, aimait, aimions, aimiez, aimaient, aimai, aimas, aima, aimâmes, aimâtes, aimèrent, aimerai, aimeras, aimera, aimerons, aimerez, aimeront)
-
chérir werkwoord (chéris, chérit, chérissons, chérissez, chérissent, chérissais, chérissait, chérissions, chérissiez, chérissaient, chérîmes, chérîtes, chérirent, chérirai, chériras, chérira, chérirons, chérirez, chériront)
-
-
beminnen (liefhebben; houden van)
aimer; adorer; chérir; affectionner-
aimer werkwoord (aime, aimes, aimons, aimez, aiment, aimais, aimait, aimions, aimiez, aimaient, aimai, aimas, aima, aimâmes, aimâtes, aimèrent, aimerai, aimeras, aimera, aimerons, aimerez, aimeront)
-
adorer werkwoord (adore, adores, adorons, adorez, adorent, adorais, adorait, adorions, adoriez, adoraient, adorai, adoras, adora, adorâmes, adorâtes, adorèrent, adorerai, adoreras, adorera, adorerons, adorerez, adoreront)
-
chérir werkwoord (chéris, chérit, chérissons, chérissez, chérissent, chérissais, chérissait, chérissions, chérissiez, chérissaient, chérîmes, chérîtes, chérirent, chérirai, chériras, chérira, chérirons, chérirez, chériront)
-
affectionner werkwoord (affectionne, affectionnes, affectionnons, affectionnez, affectionnent, affectionnais, affectionnait, affectionnions, affectionniez, affectionnaient, affectionnai, affectionnas, affectionna, affectionnâmes, affectionnâtes, affectionnèrent, affectionnerai, affectionneras, affectionnera, affectionnerons, affectionnerez, affectionneront)
-
-
beminnen (vrijen; de liefde bedrijven; minnen; liefkozen; minnekozen)
cajoler; câliner; faire l'amour-
cajoler werkwoord (cajole, cajoles, cajolons, cajolez, cajolent, cajolais, cajolait, cajolions, cajoliez, cajolaient, cajolai, cajolas, cajola, cajolâmes, cajolâtes, cajolèrent, cajolerai, cajoleras, cajolera, cajolerons, cajolerez, cajoleront)
-
câliner werkwoord (câline, câlines, câlinons, câlinez, câlinent, câlinais, câlinait, câlinions, câliniez, câlinaient, câlinai, câlinas, câlina, câlinâmes, câlinâtes, câlinèrent, câlinerai, câlineras, câlinera, câlinerons, câlinerez, câlineront)
-
faire l'amour werkwoord
-
Conjugations for beminnen:
o.t.t.
- bemin
- bemint
- bemint
- beminnen
- beminnen
- beminnen
o.v.t.
- beminde
- beminde
- beminde
- beminden
- beminden
- beminden
v.t.t.
- heb bemind
- hebt bemind
- heeft bemind
- hebben bemind
- hebben bemind
- hebben bemind
v.v.t.
- had bemind
- had bemind
- had bemind
- hadden bemind
- hadden bemind
- hadden bemind
o.t.t.t.
- zal beminnen
- zult beminnen
- zal beminnen
- zullen beminnen
- zullen beminnen
- zullen beminnen
o.v.t.t.
- zou beminnen
- zou beminnen
- zou beminnen
- zouden beminnen
- zouden beminnen
- zouden beminnen
diversen
- bemin!
- bemint!
- bemind
- beminnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beminnen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adorer | beminnen; houden van; liefhebben | aanbidden; adoreren; bidden tot; dwepen; met een roze bril bezien; romantiseren; verafgoden; vergoddelijken; verheerlijken |
affectionner | beminnen; houden van; liefhebben | |
aimer | beminnen; houden van; liefhebben; minnen | houden van; lekker vinden; lusten; wensen; willen |
cajoler | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | knuffelen; knuffen; kozen; liefkozen |
chérir | beminnen; houden van; liefhebben; minnen | |
câliner | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | aaien; knuffelen; knuffen; kozen; kroelen; liefkozen; strelen |
faire l'amour | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen | de liefde bedrijven; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |