Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beluisteren (Nederlands) in het Frans
beluisteren:
-
beluisteren (luisteren)
écouter; entendre; être à l'écoute-
écouter werkwoord (écoute, écoutes, écoutons, écoutez, écoutent, écoutais, écoutait, écoutions, écoutiez, écoutaient, écoutai, écoutas, écouta, écoutâmes, écoutâtes, écoutèrent, écouterai, écouteras, écoutera, écouterons, écouterez, écouteront)
-
entendre werkwoord (entends, entend, entendons, entendez, entendent, entendais, entendait, entendions, entendiez, entendaient, entendis, entendit, entendîmes, entendîtes, entendirent, entendrai, entendras, entendra, entendrons, entendrez, entendront)
-
être à l'écoute werkwoord
-
Conjugations for beluisteren:
o.t.t.
- beluister
- beluistert
- beluistert
- beluisteren
- beluisteren
- beluisteren
o.v.t.
- beluisterde
- beluisterde
- beluisterde
- beluisterden
- beluisterden
- beluisterden
v.t.t.
- heb beluisterd
- hebt beluisterd
- heeft beluisterd
- hebben beluisterd
- hebben beluisterd
- hebben beluisterd
v.v.t.
- had beluisterd
- had beluisterd
- had beluisterd
- hadden beluisterd
- hadden beluisterd
- hadden beluisterd
o.t.t.t.
- zal beluisteren
- zult beluisteren
- zal beluisteren
- zullen beluisteren
- zullen beluisteren
- zullen beluisteren
o.v.t.t.
- zou beluisteren
- zou beluisteren
- zou beluisteren
- zouden beluisteren
- zouden beluisteren
- zouden beluisteren
diversen
- beluister!
- beluistert!
- beluisterd
- beluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beluisteren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
écouter | aanhoren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entendre | beluisteren; luisteren | aanhoren; bedoelen; begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; grijpen; horen; inzien; klauwen; luisteren; onderkennen; opvatten; pakken; realiseren; te horen krijgen; toehoren; vangen; vatten; vernemen; verstrikken |
écouter | beluisteren; luisteren | aanhoren; afluisteren; gehoor geven; horen; luisteren; te horen krijgen; toehoren; vernemen |
être à l'écoute | beluisteren; luisteren | aanhoren; horen; luisteren; te horen krijgen; toehoren; vernemen |