Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
petit
|
|
baby; dreumes; hondje; hummel; jong; jonge kat; katje; kind; kind dat aan de borst is; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; peuter; poesje; uk; welp; wichtje; worm; wurm; zuigeling
|
petit-bourgeois
|
|
burgermannetje; kleinburger
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
borné
|
bekrompen; benepen; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig
|
aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; beperkt; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dood; eenvoudig; eenzijdig; geesteloos; gemakkelijk; kneuterig; levenloos; licht; makkelijk; niet bezield; niet moeilijk; onbezield; simpel
|
exigu
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
|
mesquin
|
bekrompen; benepen; beperkt van geest; kleingeestig; kleinzielig
|
bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; gierig; inhalig; keutelachtig; kneuterig; knijperig; krenterig; schraperig; vrekkig
|
mesquinement
|
bekrompen; kleinburgerlijk
|
keutelachtig
|
petit
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
eng; klein; nauw; ondermaats; petieterig; smal; smalletjes; van geringe afmeting; van geringe breedte
|
petit-bourgeois
|
bekrompen; benepen; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig
|
bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig
|
petitement
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dunnetjes; eng; kneuterig; krap; magertjes; met weinig ruimte; nauw; petieterig; schraal; schraaltjes; smal; smalletjes; sobertjes; van geringe breedte
|
provincial
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; gewestelijk; kleinsteeds; kneuterig; provinciaal; regionaal; streeksgewijs
|
serré
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
beklemd; bekneld; chagrijnig; dringend; eng; geklemd; klemgereden; klemgezet; klemmend; knorrig; korzelig; krap; met spoed; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; smal; smalletjes; spoedeisend; stijfkoppig; strak; stug; taai; urgent; van geringe breedte
|
à l'étroit
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
|
étriqué
|
bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
|
knijperig
|
étroit
|
bekrompen; kleinburgerlijk
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte
|
étroit d'esprit
|
bekrompen; beperkt van geest
|
|