Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bejubelen (Nederlands) in het Frans
bejubelen:
-
bejubelen (toejuichen)
acclamer; applaudir; ovationner-
acclamer werkwoord (acclame, acclames, acclamons, acclamez, acclament, acclamais, acclamait, acclamions, acclamiez, acclamaient, acclamai, acclamas, acclama, acclamâmes, acclamâtes, acclamèrent, acclamerai, acclameras, acclamera, acclamerons, acclamerez, acclameront)
-
applaudir werkwoord (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, applaudissent, applaudissais, applaudissait, applaudissions, applaudissiez, applaudissaient, applaudîmes, applaudîtes, applaudirent, applaudirai, applaudiras, applaudira, applaudirons, applaudirez, applaudiront)
-
ovationner werkwoord (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, ovationnent, ovationnais, ovationnait, ovationnions, ovationniez, ovationnaient, ovationnai, ovationnas, ovationna, ovationnâmes, ovationnâtes, ovationnèrent, ovationnerai, ovationneras, ovationnera, ovationnerons, ovationnerez, ovationneront)
-
Conjugations for bejubelen:
o.t.t.
- bejubel
- bejubelt
- bejubelt
- bejubelen
- bejubelen
- bejubelen
o.v.t.
- bejubelde
- bejubelde
- bejubelde
- bejubelden
- bejubelden
- bejubelden
v.t.t.
- heb bejubeld
- hebt bejubeld
- heeft bejubeld
- hebben bejubeld
- hebben bejubeld
- hebben bejubeld
v.v.t.
- had bejubeld
- had bejubeld
- had bejubeld
- hadden bejubeld
- hadden bejubeld
- hadden bejubeld
o.t.t.t.
- zal bejubelen
- zult bejubelen
- zal bejubelen
- zullen bejubelen
- zullen bejubelen
- zullen bejubelen
o.v.t.t.
- zou bejubelen
- zou bejubelen
- zou bejubelen
- zouden bejubelen
- zouden bejubelen
- zouden bejubelen
diversen
- bejubel!
- bejubelt!
- bejubeld
- bejubelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bejubelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acclamer | bejubelen; toejuichen | aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bemoedigen; bezielen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen |
applaudir | bejubelen; toejuichen | aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bemoedigen; bezielen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen |
ovationner | bejubelen; toejuichen | aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen |