Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bandeloos (Nederlands) in het Frans
bandeloos:
-
bandeloos (ongebonden; vrij; losbandig; ongebreideld)
sans frein; débridé; effréné; indiscipliné; déréglé; indomptable; irrépressible; sans discipline; ingouvernable-
sans frein bijvoeglijk naamwoord
-
débridé bijvoeglijk naamwoord
-
effréné bijvoeglijk naamwoord
-
indiscipliné bijvoeglijk naamwoord
-
déréglé bijvoeglijk naamwoord
-
indomptable bijvoeglijk naamwoord
-
irrépressible bijvoeglijk naamwoord
-
sans discipline bijvoeglijk naamwoord
-
ingouvernable bijvoeglijk naamwoord
-
-
bandeloos (verwilderd)
dévergondé; anarchique; indiscipliné-
dévergondé bijvoeglijk naamwoord
-
anarchique bijvoeglijk naamwoord
-
indiscipliné bijvoeglijk naamwoord
-