Nederlands
Uitgebreide vertaling voor baden (Nederlands) in het Frans
baden:
-
baden
se baigner; baigner; nager; prendre un bain-
se baigner werkwoord
-
baigner werkwoord (baigne, baignes, baignons, baignez, baignent, baignais, baignait, baignions, baigniez, baignaient, baignai, baignas, baigna, baignâmes, baignâtes, baignèrent, baignerai, baigneras, baignera, baignerons, baignerez, baigneront)
-
nager werkwoord (nage, nages, nageons, nagez, nagent, nageais, nageait, nagions, nagiez, nageaient, nageai, nageas, nagea, nageâmes, nageâtes, nagèrent, nagerai, nageras, nagera, nagerons, nagerez, nageront)
-
prendre un bain werkwoord
-
Conjugations for baden:
o.t.t.
- baad
- baadt
- baadt
- baden
- baden
- baden
o.v.t.
- baadde
- baadde
- baadde
- baadden
- baadden
- baadden
v.t.t.
- heb gebaad
- hebt gebaad
- heeft gebaad
- hebben gebaad
- hebben gebaad
- hebben gebaad
v.v.t.
- had gebaad
- had gebaad
- had gebaad
- hadden gebaad
- hadden gebaad
- hadden gebaad
o.t.t.t.
- zal baden
- zult baden
- zal baden
- zullen baden
- zullen baden
- zullen baden
o.v.t.t.
- zou baden
- zou baden
- zou baden
- zouden baden
- zouden baden
- zouden baden
diversen
- baad!
- baadt!
- gebaad
- badende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor baden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
baigner | baden | |
nager | baden | zwemmen |
prendre un bain | baden | een bad nemen |
se baigner | baden | een bad nemen; zwemmen |
Verwante woorden van "baden":
baden vorm van bidden:
-
bidden (in gebed zijn)
prier; demander; implorer; supplier-
prier werkwoord (prie, pries, prions, priez, prient, priais, priait, priions, priiez, priaient, priai, prias, pria, priâmes, priâtes, prièrent, prierai, prieras, priera, prierons, prierez, prieront)
-
demander werkwoord (demande, demandes, demandons, demandez, demandent, demandais, demandait, demandions, demandiez, demandaient, demandai, demandas, demanda, demandâmes, demandâtes, demandèrent, demanderai, demanderas, demandera, demanderons, demanderez, demanderont)
-
implorer werkwoord (implore, implores, implorons, implorez, implorent, implorais, implorait, implorions, imploriez, imploraient, implorai, imploras, implora, implorâmes, implorâtes, implorèrent, implorerai, imploreras, implorera, implorerons, implorerez, imploreront)
-
supplier werkwoord (supplie, supplies, supplions, suppliez, supplient, suppliais, suppliait, suppliions, suppliiez, suppliaient, suppliai, supplias, supplia, suppliâmes, suppliâtes, supplièrent, supplierai, supplieras, suppliera, supplierons, supplierez, supplieront)
-
-
bidden (smeken; verzoeken; vragen)
prier; supplier; implorer; adjurer; conjurer-
prier werkwoord (prie, pries, prions, priez, prient, priais, priait, priions, priiez, priaient, priai, prias, pria, priâmes, priâtes, prièrent, prierai, prieras, priera, prierons, prierez, prieront)
-
supplier werkwoord (supplie, supplies, supplions, suppliez, supplient, suppliais, suppliait, suppliions, suppliiez, suppliaient, suppliai, supplias, supplia, suppliâmes, suppliâtes, supplièrent, supplierai, supplieras, suppliera, supplierons, supplierez, supplieront)
-
implorer werkwoord (implore, implores, implorons, implorez, implorent, implorais, implorait, implorions, imploriez, imploraient, implorai, imploras, implora, implorâmes, implorâtes, implorèrent, implorerai, imploreras, implorera, implorerons, implorerez, imploreront)
-
adjurer werkwoord
-
conjurer werkwoord (conjure, conjures, conjurons, conjurez, conjurent, conjurais, conjurait, conjurions, conjuriez, conjuraient, conjurai, conjuras, conjura, conjurâmes, conjurâtes, conjurèrent, conjurerai, conjureras, conjurera, conjurerons, conjurerez, conjureront)
-
Conjugations for bidden:
o.t.t.
- bid
- bidt
- bidt
- bidden
- bidden
- bidden
o.v.t.
- bad
- bad
- bad
- baden
- baden
- baden
v.t.t.
- heb gebeden
- hebt gebeden
- heeft gebeden
- hebben gebeden
- hebben gebeden
- hebben gebeden
v.v.t.
- had gebeden
- had gebeden
- had gebeden
- hadden gebeden
- hadden gebeden
- hadden gebeden
o.t.t.t.
- zal bidden
- zult bidden
- zal bidden
- zullen bidden
- zullen bidden
- zullen bidden
o.v.t.t.
- zou bidden
- zou bidden
- zou bidden
- zouden bidden
- zouden bidden
- zouden bidden
diversen
- bid!
- bidt!
- gebeden
- biddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bidden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
demander | aanspraak maken op; aanvragen; claim; opgeven | |
prière | bidden; gebed | bede; gesmeek; kerkgebed; smeekbede; smeekgebed; smeken; verzoek; vraag |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adjurer | bidden; smeken; verzoeken; vragen | |
conjurer | bidden; smeken; verzoeken; vragen | samenspannen; samenzweren |
demander | bidden; in gebed zijn | aanspraak maken op; aanvragen; aanzoeken; bevragen; eisen; navragen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwestreren; rekwireren; soebatten; uitnodigen; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vraag stellen; vragen |
implorer | bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen | soebatten |
prier | bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen | aanvragen; aanzoeken; bevragen; rekwestreren; soebatten; uitnodigen; verzoeken; vragen |
supplier | bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen | aanvragen; aanzoeken; soebatten; uitnodigen; verzoeken; vragen |
Verwante definities voor "bidden":
Wiktionary: bidden
bidden
Cross Translation:
verb
bidden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bidden | → supplier; implorer; prier | ↔ beseech — to beg |
• bidden | → prier | ↔ pray — to petition a higher being |
• bidden | → prier | ↔ pray — to talk to God |
baden vorm van bad:
-
het bad (zwembad)
-
het bad
Vertaal Matrix voor bad:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bain | bad | badkuip |
bains | bad; zwembad | |
piscine | bad; zwembad |