Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- afweken:
- afwijken:
-
Wiktionary:
- afwijken → dévier
- afwijken → dévier, déviation, différer, prévariquer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afweken (Nederlands) in het Frans
afweken:
-
afweken
-
afweken (losweken; afstomen)
décoller; se décoller-
décoller werkwoord (décolle, décolles, décollons, décollez, décollent, décollais, décollait, décollions, décolliez, décollaient, décollai, décollas, décolla, décollâmes, décollâtes, décollèrent, décollerai, décolleras, décollera, décollerons, décollerez, décolleront)
-
se décoller werkwoord
-
Conjugations for afweken:
o.t.t.
- week af
- weekt af
- weekt af
- weken af
- weken af
- weken af
o.v.t.
- weekte af
- weekte af
- weekte af
- weekten af
- weekten af
- weekten af
v.t.t.
- heb afgeweekt
- hebt afgeweekt
- heeft afgeweekt
- hebben afgeweekt
- hebben afgeweekt
- hebben afgeweekt
v.v.t.
- had afgeweekt
- had afgeweekt
- had afgeweekt
- hadden afgeweekt
- hadden afgeweekt
- hadden afgeweekt
o.t.t.t.
- zal afweken
- zult afweken
- zal afweken
- zullen afweken
- zullen afweken
- zullen afweken
o.v.t.t.
- zou afweken
- zou afweken
- zou afweken
- zouden afweken
- zouden afweken
- zouden afweken
diversen
- week af!
- weekt af!
- afgeweekt
- afwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afweken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
décoller | afstomen; afweken; losweken | klimmen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen |
se décoller | afstomen; afweken; losweken | afspatten; afspringen; afvliegen; los worden; losgaan |
afweken vorm van afwijken:
-
afwijken (verschillen)
différer; dévier-
différer werkwoord (diffère, diffères, différons, différez, diffèrent, différais, différait, différions, différiez, différaient, différai, différas, différa, différâmes, différâtes, différèrent, différerai, différeras, différera, différerons, différerez, différeront)
-
dévier werkwoord (dévie, dévies, dévions, déviez, dévient, déviais, déviait, déviions, déviiez, déviaient, déviai, dévias, dévia, déviâmes, déviâtes, dévièrent, dévierai, dévieras, déviera, dévierons, dévierez, dévieront)
-
Conjugations for afwijken:
o.t.t.
- wijk af
- wijkt af
- wijkt af
- wijken af
- wijken af
- wijken af
o.v.t.
- week af
- week af
- week af
- weken af
- weken af
- weken af
v.t.t.
- ben afgeweken
- bent afgeweken
- is afgeweken
- zijn afgeweken
- zijn afgeweken
- zijn afgeweken
v.v.t.
- was afgeweken
- was afgeweken
- was afgeweken
- waren afgeweken
- waren afgeweken
- waren afgeweken
o.t.t.t.
- zal afwijken
- zult afwijken
- zal afwijken
- zullen afwijken
- zullen afwijken
- zullen afwijken
o.v.t.t.
- zou afwijken
- zou afwijken
- zou afwijken
- zouden afwijken
- zouden afwijken
- zouden afwijken
diversen
- wijk af!
- wijkt af!
- afgeweken
- afwijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afwijken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
différer | afwijken; verschillen | afwisselen; schelen; uiteenlopen; uitstellen; variëren; veranderen; verschil maken; verschillen; wisselen |
dévier | afwijken; verschillen | afweren; omheenloodsen; omleiden; pareren; vergroeien; weren |
Verwante definities voor "afwijken":
Wiktionary: afwijken
afwijken
Cross Translation:
verb
afwijken
-
niet de gangbare norm volgen
- afwijken → dévier
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afwijken | → dévier | ↔ deviate — To go off course from; to change course; to change plans |
• afwijken | → déviation | ↔ deviation — act of deviating |
• afwijken | → différer | ↔ differ — not to have the same characteristics |
• afwijken | → prévariquer | ↔ prevaricate — deviate, transgress |