Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afvriezen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afvroor (Nederlands) in het Frans

afvriezen:

afvriezen werkwoord (vries af, vriest af, vroor af, vroren af, afgevroren)

  1. afvriezen

Conjugations for afvriezen:

o.t.t.
  1. vries af
  2. vriest af
  3. vriest af
  4. vriezen af
  5. vriezen af
  6. vriezen af
o.v.t.
  1. vroor af
  2. vroor af
  3. vroor af
  4. vroren af
  5. vroren af
  6. vroren af
v.t.t.
  1. ben afgevroren
  2. bent afgevroren
  3. is afgevroren
  4. zijn afgevroren
  5. zijn afgevroren
  6. zijn afgevroren
v.v.t.
  1. was afgevroren
  2. was afgevroren
  3. was afgevroren
  4. waren afgevroren
  5. waren afgevroren
  6. waren afgevroren
o.t.t.t.
  1. zal afvriezen
  2. zult afvriezen
  3. zal afvriezen
  4. zullen afvriezen
  5. zullen afvriezen
  6. zullen afvriezen
o.v.t.t.
  1. zou afvriezen
  2. zou afvriezen
  3. zou afvriezen
  4. zouden afvriezen
  5. zouden afvriezen
  6. zouden afvriezen
diversen
  1. vries af!
  2. vriest af!
  3. afgevroren
  4. afvriezende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvriezen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afvriezen
    le gel; la congélation; la gelure
    • gel [le ~] zelfstandig naamwoord
    • congélation [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gelure [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afvriezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
congélation afvriezen bevriezing; diepvrieskist; diepvriezen; diepvriezer; invriezen; invriezing; vrieskist; vriezer
gel afvriezen bevriezing; diepvriezen; invriezing
gelure afvriezen diepvriezen; invriezing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geler afvriezen bevriezen; invriezen; kapotvriezen; laten bevriezen; stilstaan; stilzetten; tot ijs worden; tot stilstand komen; vriezen
tomber sous l'effet du gel afvriezen