Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Vertaal afvallige

Vertaal afvallige van Nederlands naar Frans

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

afvallige:
- dissident; infidèle; renégat
afvallig:
- infidèle
Wiktionary:
- afvallige → apostat
- afvallige → déviant, renégat
- afvallig → infidèle, traître

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afvallige (Nederlands) in het Frans

afvallige:

afvallige [de ~] zelfstandig naamwoord

de afvallige (verzaker)
le dissident; l'infidèle; le renégat
- dissident [le ~] zelfstandig naamwoord
- infidèle [le ~] zelfstandig naamwoord
- renégat [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afvallige:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dissident	afvallige; verzaker	dissident; dissidente
infidèle	afvallige; verzaker	verzaakster
renégat	afvallige; verzaker	ketter; verzaakster
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dissident		afgeweken
infidèle		afgodsdienstig; afvallig; ontrouw; overspelig; perfide; trouweloos; vals; verraderlijk

Verwante woorden van "afvallige":

afvallig

Wiktionary: afvallige

afvallige

noun

Personne ayant abandonné sa religion, qui a fait acte d’apostasie.
- apostat → apostaat; afvallige; geloofsverzaker

Cross Translation:

From	To	Via
• afvallige	→ déviant	↔ deviant — person who deviates
• afvallige	→ renégat	↔ renegade — outlaw or rebel

afvallig:

afvallig bijvoeglijk naamwoord

afvallig (trouweloos)
infidèle
- infidèle bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor afvallig:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infidèle		afvallige; verzaakster; verzaker
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infidèle	afvallig; trouweloos	afgodsdienstig; ontrouw; overspelig; perfide; trouweloos; vals; verraderlijk

Verwante woorden van "afvallig":

afvalligheid, afvallige

Wiktionary: afvallig

afvallig

adjective

niet trouw of loyaal aan
- afvallig → infidèle

afvallig

adjective

Qui trahir, qui est capable de trahison.
- traître → dubbelhartig; trouweloos; verraderlijk; afvallig; ontrouw