Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afschuren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschuren (Nederlands) in het Frans

afschuren:

afschuren werkwoord (schuur af, schuurt af, schuurde af, schuurden af, afgeschuurd)

  1. afschuren
    frotter; polir
    • frotter werkwoord (frotte, frottes, frottons, frottez, )
    • polir werkwoord (polis, polit, polissons, polissez, )

Conjugations for afschuren:

o.t.t.
  1. schuur af
  2. schuurt af
  3. schuurt af
  4. scvhuren af
  5. schuren af
  6. schuren af
o.v.t.
  1. schuurde af
  2. schuurde af
  3. schuurde af
  4. schuurden af
  5. schuurden af
  6. schuurden af
v.t.t.
  1. heb afgeschuurd
  2. hebt afgeschuurd
  3. heeft afgeschuurd
  4. hebben afgeschuurd
  5. hebben afgeschuurd
  6. hebben afgeschuurd
v.v.t.
  1. had afgeschuurd
  2. had afgeschuurd
  3. had afgeschuurd
  4. hadden afgeschuurd
  5. hadden afgeschuurd
  6. hadden afgeschuurd
o.t.t.t.
  1. zal afschuren
  2. zult afschuren
  3. zal afschuren
  4. zullen afschuren
  5. zullen afschuren
  6. zullen afschuren
o.v.t.t.
  1. zou afschuren
  2. zou afschuren
  3. zou afschuren
  4. zouden afschuren
  5. zouden afschuren
  6. zouden afschuren
diversen
  1. schuur af!
  2. schuurt af!
  3. afgeschuurd
  4. afschurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afschuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frotter afschuren aanmaken; aansteken; afboenen; afschrobben; afstrijken; boenen; gladmaken; gladwrijven; krassen; lepel afstrijken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raspen; schaven; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; schuren; wrijven; zich krabben
polir afschuren aanzetten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; raspen; schaven; scherpen; schuren; slijpen; uitslijpen; wegslijpen; wetten