Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afriepen (Nederlands) in het Frans

afriepen vorm van afroepen:

afroepen werkwoord (roep af, roept af, riep af, riepen af, afgeroepen)

  1. afroepen (namen afroepen; omroepen)
    annoncer; proclamer; faire l'appel des noms
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
  2. afroepen (openbaar maken; bekend maken; afkondigen; )
    annoncer; publier; proclamer; rendre publique; notifier; promulguer
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, )
    • proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
    • rendre publique werkwoord
    • notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, )
    • promulguer werkwoord (promulgue, promulgues, promulguons, promulguez, )

Conjugations for afroepen:

o.t.t.
  1. roep af
  2. roept af
  3. roept af
  4. roepen af
  5. roepen af
  6. roepen af
o.v.t.
  1. riep af
  2. riep af
  3. riep af
  4. riepen af
  5. riepen af
  6. riepen af
v.t.t.
  1. heb afgeroepen
  2. hebt afgeroepen
  3. heeft afgeroepen
  4. hebben afgeroepen
  5. hebben afgeroepen
  6. hebben afgeroepen
v.v.t.
  1. had afgeroepen
  2. had afgeroepen
  3. had afgeroepen
  4. hadden afgeroepen
  5. hadden afgeroepen
  6. hadden afgeroepen
o.t.t.t.
  1. zal afroepen
  2. zult afroepen
  3. zal afroepen
  4. zullen afroepen
  5. zullen afroepen
  6. zullen afroepen
o.v.t.t.
  1. zou afroepen
  2. zou afroepen
  3. zou afroepen
  4. zouden afroepen
  5. zouden afroepen
  6. zouden afroepen
diversen
  1. roep af!
  2. roept af!
  3. afgeroepen
  4. afroepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afroepen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoncer afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; namen afroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen aandienen; aankondigen; adverteren; afkondigen; annonceren; berichten; decreteren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; inlichten; meedelen; melden; mening kenbaar maken; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaren; ordonneren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; publiceren; rapporteren; tippen; uitbazuinen; uitbrengen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
faire l'appel des noms afroepen; namen afroepen; omroepen
notifier afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; oplezen aanschrijven; aanzeggen; iets aankondigen; informeren; inlichten; kennis geven; konde doen; ontbieden; op de hoogte brengen; oproepen; sommeren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
proclamer afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; namen afroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen afkondigen; bekendmaken; decreteren; een boodschap uitdragen; openbaren; ordonneren; proclameren; publiceren; uitbazuinen; uitbrengen; uitdragen; verkondigen; verordenen; verordineren
promulguer afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; oplezen afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
publier afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; oplezen informeren; inlichten; lanceren; op de hoogte brengen; op de markt brengen; openbaren; openen; openstellen; posten; publiceren; tippen; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; van iets in kennis stellen; verwittigen; vrijgeven; waarschuwen
rendre publique afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; oplezen