Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aframmelen (Nederlands) in het Frans

aframmelen:

aframmelen werkwoord (rammel af, rammelt af, rammelde af, rammelden af, afgerammeld)

  1. aframmelen (afranselen; aftuigen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen)
    tabasser; châtier; fouetter; amocher; donner une raclée; étriller; flageller; boxer; rosser; rouer de coups; donner une raclée à
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • châtier werkwoord (châtie, châties, châtions, châtiez, )
    • fouetter werkwoord (fouette, fouettes, fouettons, fouettez, )
    • amocher werkwoord (amoche, amoches, amochons, amochez, )
    • donner une raclée werkwoord
    • étriller werkwoord
    • flageller werkwoord (flagelle, flagelles, flagellons, flagellez, )
    • boxer werkwoord (boxe, boxes, boxons, boxez, )
    • rosser werkwoord (rosse, rosses, rossons, rossez, )
    • rouer de coups werkwoord
  2. aframmelen (in elkaar rammen; afrossen; in elkaar timmeren; 'n aframmeling geven)
    rosser; donner une raclée à; flanquer une rossée à; donner une rossée à

Conjugations for aframmelen:

o.t.t.
  1. rammel af
  2. rammelt af
  3. rammelt af
  4. rammelen af
  5. rammelen af
  6. rammelen af
o.v.t.
  1. rammelde af
  2. rammelde af
  3. rammelde af
  4. rammelden af
  5. rammelden af
  6. rammelden af
v.t.t.
  1. heb afgerammeld
  2. hebt afgerammeld
  3. heeft afgerammeld
  4. hebben afgerammeld
  5. hebben afgerammeld
  6. hebben afgerammeld
v.v.t.
  1. had afgerammeld
  2. had afgerammeld
  3. had afgerammeld
  4. hadden afgerammeld
  5. hadden afgerammeld
  6. hadden afgerammeld
o.t.t.t.
  1. zal aframmelen
  2. zult aframmelen
  3. zal aframmelen
  4. zullen aframmelen
  5. zullen aframmelen
  6. zullen aframmelen
o.v.t.t.
  1. zou aframmelen
  2. zou aframmelen
  3. zou aframmelen
  4. zouden aframmelen
  5. zouden aframmelen
  6. zouden aframmelen
diversen
  1. rammel af!
  2. rammelt af!
  3. afgerammeld
  4. aframmelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aframmelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amocher aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen aan de zwerf zijn; afranselen; iemand toetakelen; in elkaar slaan; knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; rondzwerven; toetakelen; verwonden; zeer doen; zwerven
boxer aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen boksen
châtier aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen afstraffen; geselen; kastijden; straffen; tuchtigen
donner une raclée aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen billekoek geven; een pak slaag geven; ranselen
donner une raclée à 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; toetakelen afdrogen; drogen; droogmaken
donner une rossée à 'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren
flageller aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
flanquer une rossée à 'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren
fouetter aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen geselen; hard slaan; hengsten; kastijden; klutsen; meppen; slaan; snerpen; timmeren; tuchtigen
rosser 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; toetakelen afdrogen; drogen; droogmaken; ranselen
rouer de coups aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen knuppelen; ranselen
tabasser aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen bakkeleien; beuken; bonken; duelleren; hameren; kampen; kleunen; knokken; knuppelen; matten; rammen; ranselen; slaan; vechten
étriller aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen

Computer vertaling door derden: