Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgrenzen (Nederlands) in het Frans
afgrenzen:
-
afgrenzen (van grenzen voorzien; begrenzen)
contenir; délimiter; limiter; restreindre; borner; mettre des limites à-
contenir werkwoord (contiens, contient, contenons, contenez, contiennent, contenais, contenait, contenions, conteniez, contenaient, contins, contint, contînmes, contîntes, continrent, contiendrai, contiendras, contiendra, contiendrons, contiendrez, contiendront)
-
délimiter werkwoord (délimite, délimites, délimitons, délimitez, délimitent, délimitais, délimitait, délimitions, délimitiez, délimitaient, délimitai, délimitas, délimita, délimitâmes, délimitâtes, délimitèrent, délimiterai, délimiteras, délimitera, délimiterons, délimiterez, délimiteront)
-
limiter werkwoord (limite, limites, limitons, limitez, limitent, limitais, limitait, limitions, limitiez, limitaient, limitai, limitas, limita, limitâmes, limitâtes, limitèrent, limiterai, limiteras, limitera, limiterons, limiterez, limiteront)
-
restreindre werkwoord (restreins, restreint, restreignons, restreignez, restreignent, restreignais, restreignait, restreignions, restreigniez, restreignaient, restreignis, restreignit, restreignîmes, restreignîtes, restreignirent, restreindrai, restreindras, restreindra, restreindrons, restreindrez, restreindront)
-
borner werkwoord (borne, bornes, bornons, bornez, bornent, bornais, bornait, bornions, borniez, bornaient, bornai, bornas, borna, bornâmes, bornâtes, bornèrent, bornerai, borneras, bornera, bornerons, bornerez, borneront)
-
mettre des limites à werkwoord
-
Conjugations for afgrenzen:
o.t.t.
- grens af
- grenst af
- grenst af
- grenzen af
- grenzen af
- grenzen af
o.v.t.
- grensde af
- grensde af
- grensde af
- grensden af
- grensden af
- grensden af
v.t.t.
- heb afgegrensd
- hebt afgegrensd
- heeft afgegrensd
- hebben afgegrensd
- hebben afgegrensd
- hebben afgegrensd
v.v.t.
- had afgegrensd
- had afgegrensd
- had afgegrensd
- hadden afgegrensd
- hadden afgegrensd
- hadden afgegrensd
o.t.t.t.
- zal afgrenzen
- zult afgrenzen
- zal afgrenzen
- zullen afgrenzen
- zullen afgrenzen
- zullen afgrenzen
o.v.t.t.
- zou afgrenzen
- zou afgrenzen
- zou afgrenzen
- zouden afgrenzen
- zouden afgrenzen
- zouden afgrenzen
diversen
- grens af!
- grenst af!
- afgegrensd
- afgrenzende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze