Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- afgepast:
- afpassen:
-
Wiktionary:
- afpassen → mesurer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgepast (Nederlands) in het Frans
afgepast:
-
afgepast
mesuré; compté; bien mesuré-
mesuré bijvoeglijk naamwoord
-
compté bijvoeglijk naamwoord
-
bien mesuré bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor afgepast:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bien mesuré | afgepast | afgemeten praten; stijf |
compté | afgepast | afgemeten praten; afgeteld; stijf |
mesuré | afgepast | afgemeten praten; gemeten; stijf |
afpassen:
-
afpassen
faire l'appoint-
faire l'appoint werkwoord
-
Conjugations for afpassen:
o.t.t.
- pas af
- past af
- past af
- passen af
- passen af
- passen af
o.v.t.
- paste af
- paste af
- paste af
- pasten af
- pasten af
- pasten af
v.t.t.
- heb afgepast
- hebt afgepast
- heeft afgepast
- hebben afgepast
- hebben afgepast
- hebben afgepast
v.v.t.
- had afgepast
- had afgepast
- had afgepast
- hadden afgepast
- hadden afgepast
- hadden afgepast
o.t.t.t.
- zal afpassen
- zult afpassen
- zal afpassen
- zullen afpassen
- zullen afpassen
- zullen afpassen
o.v.t.t.
- zou afpassen
- zou afpassen
- zou afpassen
- zouden afpassen
- zouden afpassen
- zouden afpassen
diversen
- pas af!
- past af!
- afgepast
- afpassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afpassen
Vertaal Matrix voor afpassen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fait de faire l'appoint | afpassen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faire l'appoint | afpassen | aanvullen; completeren; toevoegen; voltallig maken |