Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accotement
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
|
bas-côté
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
|
berge
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
oever; wal; waterkant
|
bide
|
afgang; blamage; teschandemaking
|
|
douche
|
afgang; blamage; teschandemaking
|
douche; douchecel; doucheruimte; stortbad
|
déshonneur
|
afgang; blamage; teschandemaking
|
laster; oneer; ontering; scandaleuze daad; schandaaltje; schanddaad; schande; schandelijke daad; smaad; verlaging
|
fiasco
|
afgang; blamage; teschandemaking
|
nederlaag; overwonnen-worden; verlies
|
insuccès
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
nederlaag; overwonnen-worden; verlies
|
pente
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
berghelling; flauwe helling; glooiing; kastrand; steilheid
|
rampe
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
aanvoerweg; balustrade; flauwe helling; glooiing; handsteun; inrit; leuning; oprijlaan; oprit; railing
|
talus
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
bermen; borstwering; flauwe helling; glooiing; hellingen; taluds
|
échec
|
afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking
|
ellende; malheur; mislukt; moeilijkheden; nederlaag; ongeluk; onheil; onspoed; overwonnen-worden; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen; verijdeling; verlies
|