Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afdalen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdalen (Nederlands) in het Frans

afdalen:

afdalen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdalen
    la descente

afdalen werkwoord (daal af, daalt af, daalde af, daalden af, afgedaald)

  1. afdalen (neerdalen; landen; neerkomen; )
    descendre pour atterrir; atterrir; tomber; glisser
    • atterrir werkwoord (atterris, atterrit, atterrissons, atterrissez, )
    • tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
  2. afdalen (naarbeneden glijden)
    descendre; glisser à terre
    • descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, )
    • glisser à terre werkwoord

Conjugations for afdalen:

o.t.t.
  1. daal af
  2. daalt af
  3. daalt af
  4. dalen af
  5. dalen af
  6. dalen af
o.v.t.
  1. daalde af
  2. daalde af
  3. daalde af
  4. daalden af
  5. daalden af
  6. daalden af
v.t.t.
  1. ben afgedaald
  2. bent afgedaald
  3. is afgedaald
  4. zijn afgedaald
  5. zijn afgedaald
  6. zijn afgedaald
v.v.t.
  1. was afgedaald
  2. was afgedaald
  3. was afgedaald
  4. waren afgedaald
  5. waren afgedaald
  6. waren afgedaald
o.t.t.t.
  1. zal afdalen
  2. zult afdalen
  3. zal afdalen
  4. zullen afdalen
  5. zullen afdalen
  6. zullen afdalen
o.v.t.t.
  1. zou afdalen
  2. zou afdalen
  3. zou afdalen
  4. zouden afdalen
  5. zouden afdalen
  6. zouden afdalen
diversen
  1. daal af!
  2. daalt af!
  3. afgedaald
  4. afdalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afdalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descente afdalen afdaling; afklimmen; afname; afstijgen; daling; landing; laten zakken; minder worden; neerlaten; terechtkomen; terugloop; val
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atterrir afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen aankomen op vliegveld; aflopen; landen; raken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
descendre afdalen; naarbeneden glijden afklimmen; afkomen; aflopen; afmaken; afrijden; afstappen; afstijgen; afzetten; dalen; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; eraf klimmen; eraf rijden; erafklimmen; executeren; inkrimpen; kleiner worden; lager worden; landen; laten uitstappen; liquideren; naar beneden brengen; naar beneden dragen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden tillen; neer laten zakken; neerbrengen; neergaan; neerhalen; neerkomen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagbrengen; omlaagdragen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagrijden; omlaagstappen; omlaagtillen; op de grond komen; overhoopschieten; schieten op; slinken; terechtkomen; van kant maken; vergaan; verlopen; vermoorden; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
descendre pour atterrir afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen
glisser afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; naar beneden glijden; omlaag glijden; onderuitgaan; roetsjen; slippen; snel bewegen; toestoppen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
glisser à terre afdalen; naarbeneden glijden eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden
tomber afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afhangen; buitelen; doen neerstorten; duikelen; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden donderen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerkomen; neerstorten; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken

Wiktionary: afdalen

afdalen
Cross Translation:
FromToVia
afdalen descendre descend — to pass from a higher to a lower place
afdalen descendre go down — descend