Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afbladderen (Nederlands) in het Frans

afbladderen:

afbladderen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afbladderen
    l'écaillage

afbladderen werkwoord (bladder af, bladdert af, bladderde af, bladderden af, afgebladderd)

  1. afbladderen
    effeuiller; écailler; se détacher; s'écailler; s'exfolier; épamprer
    • effeuiller werkwoord
    • écailler werkwoord (écaille, écailles, écaillons, écaillez, )
    • se détacher werkwoord
    • s'écailler werkwoord
    • s'exfolier werkwoord
    • épamprer werkwoord

Conjugations for afbladderen:

o.t.t.
  1. bladder af
  2. bladdert af
  3. bladdert af
  4. bladderen af
  5. bladderen af
  6. bladderen af
o.v.t.
  1. bladderde af
  2. bladderde af
  3. bladderde af
  4. bladderden af
  5. bladderden af
  6. bladderden af
v.t.t.
  1. heb afgebladderd
  2. hebt afgebladderd
  3. heeft afgebladderd
  4. hebben afgebladderd
  5. hebben afgebladderd
  6. hebben afgebladderd
v.v.t.
  1. had afgebladderd
  2. had afgebladderd
  3. had afgebladderd
  4. hadden afgebladderd
  5. hadden afgebladderd
  6. hadden afgebladderd
o.t.t.t.
  1. zal afbladderen
  2. zult afbladderen
  3. zal afbladderen
  4. zullen afbladderen
  5. zullen afbladderen
  6. zullen afbladderen
o.v.t.t.
  1. zou afbladderen
  2. zou afbladderen
  3. zou afbladderen
  4. zouden afbladderen
  5. zouden afbladderen
  6. zouden afbladderen
diversen
  1. bladder af!
  2. bladdert af!
  3. afgebladderd
  4. afbladderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afbladderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
écaillage afbladderen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effeuiller afbladderen
s'exfolier afbladderen afschilferen; schilferen
s'écailler afbladderen afschilferen; afspatten; afspringen; afvliegen; schilferen
se détacher afbladderen afspatten; afspringen; afvliegen; los worden; losgaan; loskomen; losraken; opengaan
écailler afbladderen
épamprer afbladderen