Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aide
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
assistent; assistentie; bijstand; dienstbetoon; dienstverlening; handreiking; helper; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulppersoneel; hulpvaardige; hulpverlening; knecht; maatschappelijk werk; medewerking; onderhoudsdienst; ondersteuning; secondant; service; steun; steunpilaar; support; toeverlaat
|
appui
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
assistentie; bijstand; hulp; medewerking; ondersteuning; steun; steunpilaar; steuntje; stut; toeverlaat; vensterbank
|
assignation
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bevelschrift; consigne; daging; dagvaarding; dwangbevel; lastbrief; lastgeving; mandaat; opdracht; order; taak; toekenning; toewijzing; verlening
|
augure
|
aanwijzing; indicatie; symptoom; teken
|
profeet; voorspeller; voorspelling; ziener
|
avant-courrier
|
aankondiger; aanwijzing; voorbode; voorloper; voorteken
|
|
bout
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
aandeel; deel; deeltje; einde; finale; greep; kolf; onderdeeltje; part; stomp; stronk; teenstuk; uiteinde
|
coin
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
hoekje; keg; keil; schuilhoekje; stekkie; straathoek; visplaats; viswater; wig
|
commandement
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; opdracht; order; taak
|
consigne
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bagagedepot; bevelschrift; consigne; dwangbevel; garderobe; hangkast; kamerarrest; lastbrief; lastgeving; mandaat; opdracht; orde; order; regel; regeling; reglement; statiegeld; taak; vestiaire; voorschrift; wachtwoord; wet
|
contrainte
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bedwang; beperking; bevelschrift; consigne; dwangbevel; gereserveerdheid; geweld; opdracht; order; taak; terughoudendheid
|
directive
|
aanwijzing; richtlijn
|
richtlijn; richtsnoer; voorschrift
|
impératif
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bevel; commando; gebiedende wijs; gebod; imperatief; order
|
indication
|
aanduiding; aanknopingspunt; aanwijzing; indicatie; instructie; spoor; symptoom; teken; voorschrift
|
aanduiden; aanwijzen; toespeling; verwijzing
|
indice
|
aanwijzing; spoor
|
eigenschap; gebaar; geste; index; indexcijfer; indexgetal; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kencijfer; kengetal; kenmerk; koersindex; richtgetal; sein; signaal; stigma; teken; toespeling; typering; verwijzing; wenk
|
indices
|
aanduiding; aanknopingspunt; aanwijzing; spoor
|
voortekenen
|
instruction
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
bekwaming; bevelschrift; briefing; consigne; dienstorder; dresseren; dressuur; dwangbevel; educatie; geestelijke vorming; handleiding; instructie; kundig maken; lastbrief; lastgeving; lering; les; mandaat; onderricht; onderrichting; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opdracht; opleiding; order; richtlijn; scholing; schoolopleiding; taak; training; uitleg; vooronderzoek; vooruitgang; vorming
|
manifestation
|
aanwijzing; indicatie; symptoom; teken
|
actie; betoging; bijeenkomst; demonstratie; fenomeen; manifestatie; ontmaskering; openbaring; protestbijeenkomst; publieke betoging; samenkomst; vergadering; verrassende ontdekking; verschijnsel; vertoon; zitting
|
mission
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
afgifte; aflevering; arbeid; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; dwangbevel; geleverde; job; karwei; leverantie; levering; missie; opdracht; order; roeping; taak; uitlevering; zending; zending met speciale opdracht
|
ordre
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
aaneenschakeling; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; graad; hiërarchie; indeling; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; niveau; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; peil; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
point de contact
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
aanrakingspunt; aanspreekpunt; raakpunt; raakvlak; steunpunt; steunstation
|
point de départ
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
basis; basislijn; beginpunt; beginsel; fundament; fundering; grond; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; startpunt; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
|
point de repère
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
hulplijnpunt
|
présage
|
aanwijzing; indicatie; symptoom; teken
|
|
règlement
|
aanwijzing; richtlijn
|
aanzuivering; afbetaling; afdoening; afhandelen; afhandeling; afrekening; afwikkeling; arrangement; betalen; betaling; dienstvoorschrift; discipline; dokken; dwang; gehoorzaamheid; handvest; onderwerping; orde; regeling; reglement; schaderegeling; statuut; tucht; vereffening; verordening; verrekening; voldoen
|
secours
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
assistentie; bijstand; geruststelling; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; maatschappelijk werk; medewerking; onderhoudsdienst; ondersteuning; opluchting; service; steun; verademing; verlossing; zaligheid
|
signe
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
bewijs; blijk; decoratie; eigenschap; ereteken; etiket; gebaar; geste; gesternte; herkenningsteken; iemand kenmerken; karakter; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kenteken; knipoog; letter; letterteken; nummerplaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; oogwenk; ridderorde; sein; seintje; signaal; sterrenbeeld; stigma; teken; wenk
|
signe avant-coureur
|
aankondiger; aanwijzing; voorbode; voorloper; voorteken
|
|
signe de tête
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
hoofdknik; sein; teken; wenk
|
signe du doigt
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
|
signe précurseur
|
aankondiger; aanwijzing; indicatie; symptoom; teken; voorbode; voorloper; voorteken
|
|
sommation
|
aanwijzing; instructie; voorschrift
|
aanmaning; aanschrijving; aansporing tot plicht; aanzegging; bevel; bevelschrift; commando; consigne; deurwaardersexploot; dwangbevel; herinnering; kennisgeving; maning; opdracht; order; sommatie; taak; vermaning; waarschuwing
|
soutien
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; handreiking; houvast; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; medewerking; onderhoudsdienst; ondersteuning; opwekking; schoor; schraag; service; steun; steunpilaar; stimulans; support; toeverlaat
|
statut
|
aanwijzing; richtlijn
|
aanzien; achtbaarheid; beschikbaarheid; betalingsstatus; goedkeuringsstatus; handvest; online status; prestige; status; statuut
|
statuts
|
aanwijzing; richtlijn
|
reglementen; statuten; wetten
|
suggestion
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
toespeling; verwijzing
|
support
|
aanknopingspunt; aanwijzing
|
aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; chassis; hulp; medewerking; onderstel; ondersteuning; onderstuk; opwekking; poot; schoor; schraag; staander; steun; steunblad; steuntje; stimulans; stut; support; voet
|
symptôme
|
aanwijzing; indicatie; symptoom; teken
|
etiket; fenomeen; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; nummerplaat; verschijnsel
|
trace
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
afhankelijkheid op basis van spoor; glimp; vleugje; voetspoor
|
tuyau
|
aanknopingspunt; aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
dakgoot; goot; pennenschacht
|
éclaircissement
|
aanwijzing; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
|
berichtgeving; informatie; inlichting; lichter worden; mededelingen; opheldering; opklaring; oplichten; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verheldering; verklaring
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aide
|
|
help; online-Help
|
indice
|
|
subscript
|
instruction
|
|
instructie
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
impératif
|
|
bindend; dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; onafwijsbaar; streng; strikt; stringent; vereisend
|