Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aansteken (Nederlands) in het Frans
aansteken:
-
aansteken (doen branden; ontsteken; vuur maken)
allumer; faire brûler; mettre le feu à; flamber; s'enflammer; mettre feu à-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
faire brûler werkwoord
-
mettre le feu à werkwoord
-
flamber werkwoord (flambe, flambes, flambons, flambez, flambent, flambais, flambait, flambions, flambiez, flambaient, flambai, flambas, flamba, flambâmes, flambâtes, flambèrent, flamberai, flamberas, flambera, flamberons, flamberez, flamberont)
-
s'enflammer werkwoord
-
mettre feu à werkwoord
-
-
aansteken (doen ontvlammen; aanstrijken)
allumer; flamber-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
flamber werkwoord (flambe, flambes, flambons, flambez, flambent, flambais, flambait, flambions, flambiez, flambaient, flambai, flambas, flamba, flambâmes, flambâtes, flambèrent, flamberai, flamberas, flambera, flamberons, flamberez, flamberont)
-
-
aansteken (besmetten)
contaminer; infecter; souiller; transmettre; communiquer; intoxiquer-
contaminer werkwoord (contamine, contamines, contaminons, contaminez, contaminent, contaminais, contaminait, contaminions, contaminiez, contaminaient, contaminai, contaminas, contamina, contaminâmes, contaminâtes, contaminèrent, contaminerai, contamineras, contaminera, contaminerons, contaminerez, contamineront)
-
infecter werkwoord (infecte, infectes, infectons, infectez, infectent, infectais, infectait, infections, infectiez, infectaient, infectai, infectas, infecta, infectâmes, infectâtes, infectèrent, infecterai, infecteras, infectera, infecterons, infecterez, infecteront)
-
souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, souillent, souillais, souillait, souillions, souilliez, souillaient, souillai, souillas, souilla, souillâmes, souillâtes, souillèrent, souillerai, souilleras, souillera, souillerons, souillerez, souilleront)
-
transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, transmettent, transmettais, transmettait, transmettions, transmettiez, transmettaient, transmis, transmit, transmîmes, transmîtes, transmirent, transmettrai, transmettras, transmettra, transmettrons, transmettrez, transmettront)
-
communiquer werkwoord (communique, communiques, communiquons, communiquez, communiquent, communiquais, communiquait, communiquions, communiquiez, communiquaient, communiquai, communiquas, communiqua, communiquâmes, communiquâtes, communiquèrent, communiquerai, communiqueras, communiquera, communiquerons, communiquerez, communiqueront)
-
intoxiquer werkwoord (intoxique, intoxiques, intoxiquons, intoxiquez, intoxiquent, intoxiquais, intoxiquait, intoxiquions, intoxiquiez, intoxiquaient, intoxiquai, intoxiquas, intoxiqua, intoxiquâmes, intoxiquâtes, intoxiquèrent, intoxiquerai, intoxiqueras, intoxiquera, intoxiquerons, intoxiquerez, intoxiqueront)
-
-
aansteken (in de fik steken)
mettre feu à; allumer; flamber; faire du feu-
mettre feu à werkwoord
-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
flamber werkwoord (flambe, flambes, flambons, flambez, flambent, flambais, flambait, flambions, flambiez, flambaient, flambai, flambas, flamba, flambâmes, flambâtes, flambèrent, flamberai, flamberas, flambera, flamberons, flamberez, flamberont)
-
faire du feu werkwoord
-
-
aansteken (aanmaken)
-
aansteken (sigaret opsteken; opsteken)
allumer une cigarette-
allumer une cigarette werkwoord
-
Conjugations for aansteken:
o.t.t.
- steek aan
- steekt aan
- steekt aan
- steken aan
- steken aan
- steken aan
o.v.t.
- stak aan
- stak aan
- stak aan
- staken aan
- staken aan
- staken aan
v.t.t.
- heb aangestoken
- hebt aangestoken
- heeft aangestoken
- hebben aangestoken
- hebben aangestoken
- hebben aangestoken
v.v.t.
- had aangestoken
- had aangestoken
- had aangestoken
- hadden aangestoken
- hadden aangestoken
- hadden aangestoken
o.t.t.t.
- zal aansteken
- zult aansteken
- zal aansteken
- zullen aansteken
- zullen aansteken
- zullen aansteken
o.v.t.t.
- zou aansteken
- zou aansteken
- zou aansteken
- zouden aansteken
- zouden aansteken
- zouden aansteken
diversen
- steek aan!
- steekt aan!
- aangestoken
- aanstekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aansteken (besmetting; besmetten)
Vertaal Matrix voor aansteken:
Synoniemen voor "aansteken":
Antoniemen van "aansteken":
Verwante definities voor "aansteken":
Wiktionary: aansteken
aansteken
aansteken
Cross Translation:
verb
-
enflammer ; mettre le feu à.
-
Se percher sur les branches d’un arbre.
-
Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
-
mettre en flamme.
-
gâter ; inoculer des germes contagieux.
-
Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus.
-
Traductions à trier suivant le sens
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aansteken | → allumer | ↔ kindle — to start (a fire) |
• aansteken | → allumer | ↔ light — to start (a fire) |