Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanspelden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanspelden (Nederlands) in het Frans

aanspelden:

aanspelden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanspelden
    l'épinglage

aanspelden werkwoord (speld aan, speldt aan, speldde aan, speldden aan, aangespeld)

  1. aanspelden
    épingler
    • épingler werkwoord (épingle, épingles, épinglons, épinglez, )

Conjugations for aanspelden:

o.t.t.
  1. speld aan
  2. speldt aan
  3. speldt aan
  4. spelden aan
  5. spelden aan
  6. spelden aan
o.v.t.
  1. speldde aan
  2. speldde aan
  3. speldde aan
  4. speldden aan
  5. speldden aan
  6. speldden aan
v.t.t.
  1. heb aangespeld
  2. hebt aangespeld
  3. heeft aangespeld
  4. hebben aangespeld
  5. hebben aangespeld
  6. hebben aangespeld
v.v.t.
  1. had aangespeld
  2. had aangespeld
  3. had aangespeld
  4. hadden aangespeld
  5. hadden aangespeld
  6. hadden aangespeld
o.t.t.t.
  1. zal aanspelden
  2. zult aanspelden
  3. zal aanspelden
  4. zullen aanspelden
  5. zullen aanspelden
  6. zullen aanspelden
o.v.t.t.
  1. zou aanspelden
  2. zou aanspelden
  3. zou aanspelden
  4. zouden aanspelden
  5. zouden aanspelden
  6. zouden aanspelden
diversen
  1. speld aan!
  2. speldt aan!
  3. aangespeld
  4. aanspeldende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanspelden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
épinglage aanspelden afspelden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
épingler aanspelden afspelden; dichtspelden; opprikken; opspelden; pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden