Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanslaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanslaan (Nederlands) in het Frans

aanslaan:

aanslaan werkwoord (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)

  1. aanslaan (taxeren)
    enfoncer; évaluer; clouer; taxer
    • enfoncer werkwoord (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )
    • taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, )

Conjugations for aanslaan:

o.t.t.
  1. sla aan
  2. slaat aan
  3. slaat aan
  4. slaan aan
  5. slaan aan
  6. slaan aan
o.v.t.
  1. sloeg aan
  2. sloeg aan
  3. sloeg aan
  4. sloegen aan
  5. sloegen aan
  6. sloegen aan
v.t.t.
  1. ben aangeslagen
  2. bent aangeslagen
  3. is aangeslagen
  4. zijn aangeslagen
  5. zijn aangeslagen
  6. zijn aangeslagen
v.v.t.
  1. was aangeslagen
  2. was aangeslagen
  3. was aangeslagen
  4. waren aangeslagen
  5. waren aangeslagen
  6. waren aangeslagen
o.t.t.t.
  1. zal aanslaan
  2. zult aanslaan
  3. zal aanslaan
  4. zullen aanslaan
  5. zullen aanslaan
  6. zullen aanslaan
o.v.t.t.
  1. zou aanslaan
  2. zou aanslaan
  3. zou aanslaan
  4. zouden aanslaan
  5. zouden aanslaan
  6. zouden aanslaan
diversen
  1. sla aan!
  2. slaat aan!
  3. aangeslagen
  4. aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanslaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clouer aanslaan; taxeren aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klinken; spijkeren; timmeren; vastklampen; vastklinken; vastnagelen; vastpakken; vastslaan; vastspijkeren
enfoncer aanslaan; taxeren doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; heien; indrukken; induwen; inheien; inkloppen; intikken; intoetsen; intypen; kraken; losbreken; naar beneden drukken; neerdrukken; openbreken; openhakken; opentrappen
taxer aanslaan; taxeren adviseren; afwegen; begroten; beraden; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren
évaluer aanslaan; taxeren adviseren; afwegen; begroten; beraden; beramen; berekenen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren