Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanrotzooien (Nederlands) in het Frans
aanrotzooien:
-
aanrotzooien (scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien)
tripoter; farfouiller; gâcher; cochonner; barbouiller; gargouiller; bricoler; patauger; goder; faire n'importe quoi; travailler sans soin-
tripoter werkwoord (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, tripotent, tripotais, tripotait, tripotions, tripotiez, tripotaient, tripotai, tripotas, tripota, tripotâmes, tripotâtes, tripotèrent, tripoterai, tripoteras, tripotera, tripoterons, tripoterez, tripoteront)
-
farfouiller werkwoord (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, farfouillent, farfouillais, farfouillait, farfouillions, farfouilliez, farfouillaient, farfouillai, farfouillas, farfouilla, farfouillâmes, farfouillâtes, farfouillèrent, farfouillerai, farfouilleras, farfouillera, farfouillerons, farfouillerez, farfouilleront)
-
gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, gâchent, gâchais, gâchait, gâchions, gâchiez, gâchaient, gâchai, gâchas, gâcha, gâchâmes, gâchâtes, gâchèrent, gâcherai, gâcheras, gâchera, gâcherons, gâcherez, gâcheront)
-
cochonner werkwoord (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, cochonnent, cochonnais, cochonnait, cochonnions, cochonniez, cochonnaient, cochonnai, cochonnas, cochonna, cochonnâmes, cochonnâtes, cochonnèrent, cochonnerai, cochonneras, cochonnera, cochonnerons, cochonnerez, cochonneront)
-
barbouiller werkwoord (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, barbouillent, barbouillais, barbouillait, barbouillions, barbouilliez, barbouillaient, barbouillai, barbouillas, barbouilla, barbouillâmes, barbouillâtes, barbouillèrent, barbouillerai, barbouilleras, barbouillera, barbouillerons, barbouillerez, barbouilleront)
-
gargouiller werkwoord (gargouille, gargouilles, gargouillons, gargouillez, gargouillent, gargouillais, gargouillait, gargouillions, gargouilliez, gargouillaient, gargouillai, gargouillas, gargouilla, gargouillâmes, gargouillâtes, gargouillèrent, gargouillerai, gargouilleras, gargouillera, gargouillerons, gargouillerez, gargouilleront)
-
bricoler werkwoord (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, bricolent, bricolais, bricolait, bricolions, bricoliez, bricolaient, bricolai, bricolas, bricola, bricolâmes, bricolâtes, bricolèrent, bricolerai, bricoleras, bricolera, bricolerons, bricolerez, bricoleront)
-
patauger werkwoord (patauge, patauges, pataugeons, pataugez, pataugent, pataugeais, pataugeait, pataugions, pataugiez, pataugeaient, pataugeai, pataugeas, pataugea, pataugeâmes, pataugeâtes, pataugèrent, pataugerai, pataugeras, pataugera, pataugerons, pataugerez, pataugeront)
-
goder werkwoord (gode, godes, godons, godez, godent, godais, godait, godions, godiez, godaient, godai, godas, goda, godâmes, godâtes, godèrent, goderai, goderas, godera, goderons, goderez, goderont)
-
faire n'importe quoi werkwoord
-
travailler sans soin werkwoord
-
Conjugations for aanrotzooien:
o.t.t.
- rotzooi aan
- rotzooit aan
- rotzooit aan
- rotzooien aan
- rotzooien aan
- rotzooien aan
o.v.t.
- rotzooide aan
- rotzooide aan
- rotzooide aan
- rotzooiden aan
- rotzooiden aan
- rotzooiden aan
v.t.t.
- heb aangerotzooid
- hebt aangerotzooid
- heeft aangerotzooid
- hebben aangerotzooid
- hebben aangerotzooid
- hebben aangerotzooid
v.v.t.
- had aangerotzooid
- had aangerotzooid
- had aangerotzooid
- hadden aangerotzooid
- hadden aangerotzooid
- hadden aangerotzooid
o.t.t.t.
- zal aanrotzooien
- zult aanrotzooien
- zal aanrotzooien
- zullen aanrotzooien
- zullen aanrotzooien
- zullen aanrotzooien
o.v.t.t.
- zou aanrotzooien
- zou aanrotzooien
- zou aanrotzooien
- zouden aanrotzooien
- zouden aanrotzooien
- zouden aanrotzooien
diversen
- rotzooi aan!
- rotzooit aan!
- aangerotzooid
- aanrotzooiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze