Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanroerden (Nederlands) in het Frans
aanroeren:
-
aanroeren (even aanraken; aanstippen)
frôler; toucher; toucher légèrement; effleurer; mélanger; toquer; marquer d'un point; toucher un moment; toucher à peine à-
frôler werkwoord (frôle, frôles, frôlons, frôlez, frôlent, frôlais, frôlait, frôlions, frôliez, frôlaient, frôlai, frôlas, frôla, frôlâmes, frôlâtes, frôlèrent, frôlerai, frôleras, frôlera, frôlerons, frôlerez, frôleront)
-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
toucher légèrement werkwoord
-
effleurer werkwoord (effleure, effleures, effleurons, effleurez, effleurent, effleurais, effleurait, effleurions, effleuriez, effleuraient, effleurai, effleuras, effleura, effleurâmes, effleurâtes, effleurèrent, effleurerai, effleureras, effleurera, effleurerons, effleurerez, effleureront)
-
mélanger werkwoord (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, mélangent, mélangeais, mélangeait, mélangions, mélangiez, mélangeaient, mélangeai, mélangeas, mélangea, mélangeâmes, mélangeâtes, mélangèrent, mélangerai, mélangeras, mélangera, mélangerons, mélangerez, mélangeront)
-
toquer werkwoord (toque, toques, toquons, toquez, toquent, toquais, toquait, toquions, toquiez, toquaient, toquai, toquas, toqua, toquâmes, toquâtes, toquèrent, toquerai, toqueras, toquera, toquerons, toquerez, toqueront)
-
marquer d'un point werkwoord
-
toucher un moment werkwoord
-
toucher à peine à werkwoord
-
Conjugations for aanroeren:
o.t.t.
- roer aan
- roert aan
- roert aan
- roeren aan
- roeren aan
- roeren aan
o.v.t.
- roerde aan
- roerde aan
- roerde aan
- roerden aan
- roerden aan
- roerden aan
v.t.t.
- heb aangeroerd
- hebt aangeroerd
- heeft aangeroerd
- hebben aangeroerd
- hebben aangeroerd
- hebben aangeroerd
v.v.t.
- had aangeroerd
- had aangeroerd
- had aangeroerd
- hadden aangeroerd
- hadden aangeroerd
- hadden aangeroerd
o.t.t.t.
- zal aanroeren
- zult aanroeren
- zal aanroeren
- zullen aanroeren
- zullen aanroeren
- zullen aanroeren
o.v.t.t.
- zou aanroeren
- zou aanroeren
- zou aanroeren
- zouden aanroeren
- zouden aanroeren
- zouden aanroeren
diversen
- roer aan!
- roert aan!
- aangeroerd
- aanroerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze