Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangezet (Nederlands) in het Frans

aangezet:

aangezet bijvoeglijk naamwoord

  1. aangezet (ingeschakeld; aangedaan)
    mis en marche; mis en circuit

Vertaal Matrix voor aangezet:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mis en circuit aangedaan; aangezet; ingeschakeld
mis en marche aangedaan; aangezet; ingeschakeld

aanzetten:

aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)

  1. aanzetten (aansporen)
    convier; stimuler; encourager à; exciter; presser; inviter; s'empresser
    • convier werkwoord (convie, convies, convions, conviez, )
    • stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • encourager à werkwoord
    • exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, )
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • inviter werkwoord (invite, invites, invitons, invitez, )
    • s'empresser werkwoord
  2. aanzetten (inschakelen; aandoen; starten; aanmaken)
    allumer; mettre en marche; brancher sur; établir le contact; faire marcher; faire fonctionner; mettre en circuit
  3. aanzetten (stimuleren; aansporen; animeren)
    animer; encourager; provoquer; stimuler; activer; inciter; inciter à; exciter; aiguiser; attiser; aiguillonner; éperonner; être l'instigateur de
    • animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, )
    • encourager werkwoord (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • provoquer werkwoord (provoque, provoques, provoquons, provoquez, )
    • stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • activer werkwoord (active, actives, activons, activez, )
    • inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, )
    • inciter à werkwoord
    • exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, )
    • aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, )
    • aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )
    • éperonner werkwoord (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
  4. aanzetten (opruien; opfokken; poken; )
    inciter; allumer; énerver; ameuter; exciter; semer la discorde
    • inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, )
    • allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, )
    • énerver werkwoord (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • ameuter werkwoord (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, )
    • semer la discorde werkwoord
  5. aanzetten (sterk prikkelen; opzwepen)
    propulser; pousser en avant; aiguillonner
    • propulser werkwoord (propulse, propulses, propulsons, propulsez, )
    • pousser en avant werkwoord
    • aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )
  6. aanzetten (wetten; slijpen; scherpen)
    affûter; polir; tailler; aiguiser; affiler; limer
    • affûter werkwoord (affûte, affûtes, affûtons, affûtez, )
    • polir werkwoord (polis, polit, polissons, polissez, )
    • tailler werkwoord (taille, tailles, taillons, taillez, )
    • aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • affiler werkwoord (affile, affiles, affilons, affilez, )
    • limer werkwoord (lime, limes, limons, limez, )

Conjugations for aanzetten:

o.t.t.
  1. zet aan
  2. zet aan
  3. zet aan
  4. zetten aan
  5. zetten aan
  6. zetten aan
o.v.t.
  1. zette aan
  2. zette aan
  3. zette aan
  4. zetten aan
  5. zetten aan
  6. zetten aan
v.t.t.
  1. heb aangezet
  2. hebt aangezet
  3. heeft aangezet
  4. hebben aangezet
  5. hebben aangezet
  6. hebben aangezet
v.v.t.
  1. had aangezet
  2. had aangezet
  3. had aangezet
  4. hadden aangezet
  5. hadden aangezet
  6. hadden aangezet
o.t.t.t.
  1. zal aanzetten
  2. zult aanzetten
  3. zal aanzetten
  4. zullen aanzetten
  5. zullen aanzetten
  6. zullen aanzetten
o.v.t.t.
  1. zou aanzetten
  2. zou aanzetten
  3. zou aanzetten
  4. zouden aanzetten
  5. zouden aanzetten
  6. zouden aanzetten
diversen
  1. zet aan!
  2. zet aan!
  3. aangezet
  4. aanzettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanzetten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het aanzetten (aansporen; stimuleren; prikkel; aanmoedigen)
    l'incitation; l'encouragement; le stimulant; l'aiguillon; la stimulation

Vertaal Matrix voor aanzetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aiguillon aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporing; animering; impuls; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
encouragement aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; animering; bemoediging; impuls; opmontering; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulering; vertroosting
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
incitation aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstichting; aanzet; animering; impuls; instigatie; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulering; uitlokking; veroorzaking
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimulant aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; doping; drug; genotmiddel; impuls; opwekkend middel; opwekking; pep; pepmiddel; prikkel; staaldrank; stimulans; stimulerend middel; stimulering
stimulation aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; aanzet; animering; impuls; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulatie; stimulering
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
tailler houwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; accelereren; activeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
affiler aanzetten; scherpen; slijpen; wetten scherp maken; slijpen
affûter aanzetten; scherpen; slijpen; wetten scherp maken; slijpen
aiguillonner aansporen; aanzetten; animeren; opzwepen; sterk prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; aanzwiepen; bemoedigen; instigeren; motiveren; opdrijven; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
aiguiser aansporen; aanzetten; animeren; scherpen; slijpen; stimuleren; wetten aanhalen; aanpunten; aanslijpen; aanzetten tot; instigeren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; scherp maken; slijpen; stimuleren; verscherpen
allumer aandoen; aanmaken; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; inschakelen; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; starten aanmaken; aansteken; aanstrijken; doen branden; doen ontvlammen; in de fik steken; licht aansteken; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; vuur maken; vuur vatten; vuurmaken
ameuter aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; stimuleren; stoken
animer aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten tot; activeren; bemoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opjutten; opleven; oppeppen; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
attiser aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; agiteren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
brancher sur aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aansluiten; bijvoegen
convier aansporen; aanzetten engageren; inviteren; noden; uitnodigen
encourager aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; aanzwiepen; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; oppoken; opstoken; poken; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
encourager à aansporen; aanzetten
exciter aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; animeren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen
faire fonctionner aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aandoen; aandraaien; inschakelen
faire marcher aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten beetnemen; handelen; in het ootje nemen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; voortbewegen; werken
inciter aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; animeren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; stimuleren aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; aanzwiepen; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opdrijven; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inciter à aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten tot; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opstoken; poken; porren; provoceren; stoken; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
inviter aansporen; aanzetten aanroepen; engageren; fuiven; inroepen; inviteren; noden; toeroepen; trakteren; uitnodigen
limer aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afslijpen; erafslijpen; vijlen
mettre en circuit aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aandoen; aandraaien; inschakelen
mettre en marche aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aanbreken; aandoen; aandraaien; aandrijven; aangaan; aankaarten; aanknopen; aanslingeren; aansnijden; aansporen; aanvangen; aanzwengelen; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; handelen; in werking stellen; inluiden; inschakelen; leven; manipuleren; ondernemen; openen; opereren; opkrikken; opstarten; optreden; opwekken; opwerpen; prikkelen; procederen; starten; stimuleren; te berde brengen; te werk gaan; ter sprake brengen; van start gaan; werken
polir aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afschuren; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; raspen; schaven; schuren; uitslijpen; wegslijpen
pousser en avant aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen aanduwen; aanzwiepen; duwen; opdrijven; opschuiven; opstuwen; schuiven; stuwen; voorschuiven; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortschuiven; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschuiven; wegjagen
presser aansporen; aanzetten aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
propulser aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen aanzwiepen; opdrijven; opstuwen; stuwen; voortbewegen; voortdrijven; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschieten; wegjagen
provoquer aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aandoen; aanleiding geven tot; aanrichten; aanstichten; aanzetten tot; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken; verwekken
s'empresser aansporen; aanzetten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
semer la discorde aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken
stimuler aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
tailler aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afknippen; afsnijden; beknotten; beperken; besnoeien; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; een beetje knippen; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; op maat snijden; snijden; snoeien; toesnijden; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen
énerver aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; ergeren; irriteren; nerveus maken; op de zenuwen werken; oppoken; opstoken; poken; stoken; vervelen
éperonner aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten tot; bonken; hameren; iemand motiveren; instigeren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; rammen; slaan; stimuleren
établir le contact aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten
être l'instigateur de aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanzetten tot; instigeren; provoceren; teweegbrengen; veroorzaken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer inschakelen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulant stimulans
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulant aansporend; animerend; bemoedigend; hartversterkend; opwekkend; stimulerend

Wiktionary: aanzetten

aanzetten
Cross Translation:
FromToVia
aanzetten actionner; allumer activate — to turn on
aanzetten aiguiser hone — to sharpen with a hone
aanzetten inciter; motiver; pousser impel — To urge a person; to press on; to incite to action or motion via intrinsic motivation
aanzetten inciter incite — to rouse, stir up or excite
aanzetten inciter prompt — to lead someone toward what they should say or do
aanzetten allumer switch on — to turn a switch to the "on" position