Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- aangebrand:
- aanbranden:
-
Wiktionary:
- aanbranden → attacher
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aangebrand (Nederlands) in het Frans
aangebrand:
-
aangebrand (lichtgeraakt; humeurig; gevoelig; korzelig)
sensible; grincheux; susceptible; sensiblement; grognon; irascible; irritable; grondeur; excitable-
sensible bijvoeglijk naamwoord
-
grincheux bijvoeglijk naamwoord
-
susceptible bijvoeglijk naamwoord
-
sensiblement bijvoeglijk naamwoord
-
grognon bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
irritable bijvoeglijk naamwoord
-
grondeur bijvoeglijk naamwoord
-
excitable bijvoeglijk naamwoord
-
-
aangebrand (geïrriteerd; prikkelbaar; pissig; geprikkeld; geërgerd)
irrité; de mauvais poil; susceptible; sensible; vexé; énervé; hargneux; irascible; irritable; excitable; à prendre avec des pincettes-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
de mauvais poil bijvoeglijk naamwoord
-
susceptible bijvoeglijk naamwoord
-
sensible bijvoeglijk naamwoord
-
vexé bijvoeglijk naamwoord
-
énervé bijvoeglijk naamwoord
-
hargneux bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
irritable bijvoeglijk naamwoord
-
excitable bijvoeglijk naamwoord
-
à prendre avec des pincettes bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor aangebrand:
Verwante woorden van "aangebrand":
aangebrand vorm van aanbranden:
-
aanbranden
brûler; coller; cramer-
brûler werkwoord (brûle, brûles, brûlons, brûlez, brûlent, brûlais, brûlait, brûlions, brûliez, brûlaient, brûlai, brûlas, brûla, brûlâmes, brûlâtes, brûlèrent, brûlerai, brûleras, brûlera, brûlerons, brûlerez, brûleront)
-
coller werkwoord (colle, colles, collons, collez, collent, collais, collait, collions, colliez, collaient, collai, collas, colla, collâmes, collâtes, collèrent, collerai, colleras, collera, collerons, collerez, colleront)
-
cramer werkwoord (crame, crames, cramons, cramez, crament, cramais, cramait, cramions, cramiez, cramaient, cramai, cramas, crama, cramâmes, cramâtes, cramèrent, cramerai, crameras, cramera, cramerons, cramerez, crameront)
-
Conjugations for aanbranden:
o.t.t.
- brand aan
- brandt aan
- brandt aan
- branden aan
- branden aan
- branden aan
o.v.t.
- brandde aan
- brandde aan
- brandde aan
- brandden aan
- brandden aan
- brandden aan
v.t.t.
- ben aangebrand
- bent aangebrand
- is aangebrand
- zijn aangebrand
- zijn aangebrand
- zijn aangebrand
v.v.t.
- was aangebrand
- was aangebrand
- was aangebrand
- waren aangebrand
- waren aangebrand
- waren aangebrand
o.t.t.t.
- zal aanbranden
- zult aanbranden
- zal aanbranden
- zullen aanbranden
- zullen aanbranden
- zullen aanbranden
o.v.t.t.
- zou aanbranden
- zou aanbranden
- zou aanbranden
- zouden aanbranden
- zouden aanbranden
- zouden aanbranden
diversen
- brand aan!
- brandt aan!
- aangebrand
- aanbrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanbranden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brûler | verbranden | |
coller | aanlijmen; aanplakken; lijmen; vastlijmen; vastplakken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brûler | aanbranden | aanmaken; blakeren; branden; brandmerken; cremeren; inbranden; laaien; licht aansteken; markeren; ontsteken; opbranden; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; schroeien; uitbranden; van stigma's voorzien; verassen; verbranden; verschroeien; verzengen; zengen |
coller | aanbranden | aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten |
cramer | aanbranden |
Verwante definities voor "aanbranden":
Wiktionary: aanbranden
aanbranden
verb
-
fixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.