Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aandikken (Nederlands) in het Frans
aandikken:
-
aandikken (iets overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; opblazen)
exagérer; renforcer; grossir-
exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, exagèrent, exagérais, exagérait, exagérions, exagériez, exagéraient, exagérai, exagéras, exagéra, exagérâmes, exagérâtes, exagérèrent, exagérerai, exagéreras, exagérera, exagérerons, exagérerez, exagéreront)
-
renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, renforcent, renforçais, renforçait, renforcions, renforciez, renforçaient, renforçai, renforças, renforça, renforçâmes, renforçâtes, renforcèrent, renforcerai, renforceras, renforcera, renforcerons, renforcerez, renforceront)
-
grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, grossissent, grossissais, grossissait, grossissions, grossissiez, grossissaient, grossîmes, grossîtes, grossirent, grossirai, grossiras, grossira, grossirons, grossirez, grossiront)
-
-
aandikken (overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; opblazen; opschroeven)
exagérer; souligner; charger; enfler; grossir; renforcer; outrer-
exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, exagèrent, exagérais, exagérait, exagérions, exagériez, exagéraient, exagérai, exagéras, exagéra, exagérâmes, exagérâtes, exagérèrent, exagérerai, exagéreras, exagérera, exagérerons, exagérerez, exagéreront)
-
souligner werkwoord (souligne, soulignes, soulignons, soulignez, soulignent, soulignais, soulignait, soulignions, souligniez, soulignaient, soulignai, soulignas, souligna, soulignâmes, soulignâtes, soulignèrent, soulignerai, souligneras, soulignera, soulignerons, soulignerez, souligneront)
-
charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
enfler werkwoord (enfle, enfles, enflons, enflez, enflent, enflais, enflait, enflions, enfliez, enflaient, enflai, enflas, enfla, enflâmes, enflâtes, enflèrent, enflerai, enfleras, enflera, enflerons, enflerez, enfleront)
-
grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, grossissent, grossissais, grossissait, grossissions, grossissiez, grossissaient, grossîmes, grossîtes, grossirent, grossirai, grossiras, grossira, grossirons, grossirez, grossiront)
-
renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, renforcent, renforçais, renforçait, renforcions, renforciez, renforçaient, renforçai, renforças, renforça, renforçâmes, renforçâtes, renforcèrent, renforcerai, renforceras, renforcera, renforcerons, renforcerez, renforceront)
-
outrer werkwoord
-
Conjugations for aandikken:
o.t.t.
- dik aan
- dikt aan
- dikt aan
- dikten aan
- dikten aan
- dikten aan
o.v.t.
- dikte aan
- dikte aan
- dikte aan
- dikten aan
- dikten aan
- dikten aan
v.t.t.
- heb aangedikt
- hebt aangedikt
- heeft aangedikt
- hebben aangedikt
- hebben aangedikt
- hebben aangedikt
v.v.t.
- had aangedikt
- had aangedikt
- had aangedikt
- hadden aangedikt
- hadden aangedikt
- hadden aangedikt
o.t.t.t.
- zal aandikken
- zult aandikken
- zal aandikken
- zullen aandikken
- zullen aandikken
- zullen aandikken
o.v.t.t.
- zou aandikken
- zou aandikken
- zou aandikken
- zouden aandikken
- zouden aandikken
- zouden aandikken
diversen
- dik aan!
- dikt aan!
- aangedikt
- aandikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze