Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- zwendelen:
- zwendel:
-
Wiktionary:
- zwendelen → frauder
- zwendelen → filouter, truander, escroquer, refaire, rouler, piquer, estamper
- zwendel → maquignonnage
- zwendel → escroquerie, entourloupe
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zwendelen (Nederlands) in het Frans
zwendelen:
-
zwendelen (besodemieteren; afzetten; misleiden; bedriegen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen)
escroquer; décevoir; tromper; avoir; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans-
escroquer werkwoord (escroque, escroques, escroquons, escroquez, escroquent, escroquais, escroquait, escroquions, escroquiez, escroquaient, escroquai, escroquas, escroqua, escroquâmes, escroquâtes, escroquèrent, escroquerai, escroqueras, escroquera, escroquerons, escroquerez, escroqueront)
-
décevoir werkwoord (déçois, déçoit, décevons, décevez, décoivent, décevais, décevait, décevions, déceviez, décevaient, déçus, déçut, déçûmes, déçûtes, déçurent, décevrai, décevras, décevra, décevrons, décevrez, décevront)
-
tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, trompent, trompais, trompait, trompions, trompiez, trompaient, trompai, trompas, trompa, trompâmes, trompâtes, trompèrent, tromperai, tromperas, trompera, tromperons, tromperez, tromperont)
-
avoir werkwoord (ai, as, a, avons, avez, ont, avais, avait, avions, aviez, avaient, eus, eut, eûmes, eûtes, eurent, aurai, auras, aura, aurons, aurez, auront)
-
enjôler werkwoord (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, enjôlent, enjôlais, enjôlait, enjôlions, enjôliez, enjôlaient, enjôlai, enjôlas, enjôla, enjôlâmes, enjôlâtes, enjôlèrent, enjôlerai, enjôleras, enjôlera, enjôlerons, enjôlerez, enjôleront)
-
flouer werkwoord
-
duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, dupent, dupais, dupait, dupions, dupiez, dupaient, dupai, dupas, dupa, dupâmes, dupâtes, dupèrent, duperai, duperas, dupera, duperons, duperez, duperont)
-
faire le charlatan werkwoord
-
écorcher werkwoord (écorche, écorches, écorchons, écorchez, écorchent, écorchais, écorchait, écorchions, écorchiez, écorchaient, écorchai, écorchas, écorcha, écorchâmes, écorchâtes, écorchèrent, écorcherai, écorcheras, écorchera, écorcherons, écorcherez, écorcheront)
-
étriller werkwoord
-
mettre dedans werkwoord
-
Conjugations for zwendelen:
o.t.t.
- zwendel
- zwendelt
- zwendelt
- zwendelen
- zwendelen
- zwendelen
o.v.t.
- zwendelde
- zwendelde
- zwendelde
- zwendelden
- zwendelden
- zwendelden
v.t.t.
- heb gezwendeld
- hebt gezwendeld
- heeft gezwendeld
- hebben gezwendeld
- hebben gezwendeld
- hebben gezwendeld
v.v.t.
- had gezwendeld
- had gezwendeld
- had gezwendeld
- hadden gezwendeld
- hadden gezwendeld
- hadden gezwendeld
o.t.t.t.
- zal zwendelen
- zult zwendelen
- zal zwendelen
- zullen zwendelen
- zullen zwendelen
- zullen zwendelen
o.v.t.t.
- zou zwendelen
- zou zwendelen
- zou zwendelen
- zouden zwendelen
- zouden zwendelen
- zouden zwendelen
diversen
- zwendel!
- zwendelt!
- gezwendeld
- zwendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zwendelen:
Verwante woorden van "zwendelen":
zwendel:
-
de zwendel (oplichterij; oplichting; zwendelarij; gezwendel)
l'escroquerie; l'imposture; la tromperie; la filouterie; la malversation; le bluff; l'attrape-nigaud; la mystification; le soulèvements; le piège grossier -
de zwendel (misleiding; oplichterij; bedrog)
la tricherie; l'escroquerie; la mystification; la fraude; l'imposture; la filouterie; la tromperie; la duperie -
de zwendel (malversatie; onregelmatigheden; verdonkeremaning; fraude; verduisteren; verduistering; ontvreemding)
l'irrégularités; la fraude; l'escroquerie; le détournement; l'obscurcissement; la malversation; la tricherie; la réception; l'anomalie; le désordre; l'irrégularité; le vol
Vertaal Matrix voor zwendel:
Verwante woorden van "zwendel":
Wiktionary: zwendel
zwendel
Cross Translation:
noun
-
Commerce secret, illicite
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwendel | → escroquerie; entourloupe | ↔ swindle — an instance of swindling |