Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rouleren (Nederlands) in het Frans
rouleren:
-
rouleren (circuleren)
circuler; être en circulation-
circuler werkwoord (circule, circules, circulons, circulez, circulent, circulais, circulait, circulions, circuliez, circulaient, circulai, circulas, circula, circulâmes, circulâtes, circulèrent, circulerai, circuleras, circulera, circulerons, circulerez, circuleront)
-
être en circulation werkwoord
-
Conjugations for rouleren:
o.t.t.
- rouleer
- rouleert
- rouleert
- rouleren
- rouleren
- rouleren
o.v.t.
- rouleerde
- rouleerde
- rouleerde
- rouleerden
- rouleerden
- rouleerden
v.t.t.
- ben gerouleerd
- bent gerouleerd
- is gerouleerd
- zijn gerouleerd
- zijn gerouleerd
- zijn gerouleerd
v.v.t.
- was gerouleerd
- was gerouleerd
- was gerouleerd
- waren gerouleerd
- waren gerouleerd
- waren gerouleerd
o.t.t.t.
- zal rouleren
- zult rouleren
- zal rouleren
- zullen rouleren
- zullen rouleren
- zullen rouleren
o.v.t.t.
- zou rouleren
- zou rouleren
- zou rouleren
- zouden rouleren
- zouden rouleren
- zouden rouleren
diversen
- rouleer!
- rouleert!
- gerouleerd
- roulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
rouleren (roulatie; circulatie; omloop)
la circulation
Vertaal Matrix voor rouleren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circulation | circulatie; omloop; roulatie; rouleren | algemeenheid; gangbaarheid; gebruikelijkheid; stromen; verkeer; vervoer over openbare wegen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
circuler | circuleren; rouleren | circuleren; de ronde doen; in omloop zijn; rondgaan |
être en circulation | circuleren; rouleren |
Wiktionary: rouleren
rouleren
verb
Frans