Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. behelzen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor behelzen (Nederlands) in het Frans

behelzen:

behelzen werkwoord (behels, behelst, behelsde, behelsden, behelsd)

  1. behelzen (inhouden)
    impliquer
    • impliquer werkwoord (implique, impliques, impliquons, impliquez, )

Conjugations for behelzen:

o.t.t.
  1. behels
  2. behelst
  3. behelst
  4. behelzen
  5. behelzen
  6. behelzen
o.v.t.
  1. behelsde
  2. behelsde
  3. behelsde
  4. behelsden
  5. behelsden
  6. behelsden
v.t.t.
  1. heb behelsd
  2. hebt behelsd
  3. heeft behelsd
  4. hebben behelsd
  5. hebben behelsd
  6. hebben behelsd
v.v.t.
  1. had behelsd
  2. had behelsd
  3. had behelsd
  4. hadden behelsd
  5. hadden behelsd
  6. hadden behelsd
o.t.t.t.
  1. zal behelzen
  2. zult behelzen
  3. zal behelzen
  4. zullen behelzen
  5. zullen behelzen
  6. zullen behelzen
o.v.t.t.
  1. zou behelzen
  2. zou behelzen
  3. zou behelzen
  4. zouden behelzen
  5. zouden behelzen
  6. zouden behelzen
diversen
  1. behels!
  2. behelst!
  3. behelsd
  4. behelzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

behelzen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. behelzen (inhouden)
    le renfermer

Vertaal Matrix voor behelzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
renfermer behelzen; inhouden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impliquer behelzen; inhouden impliceren
renfermer bevatten; inhouden; opbergen; wegbergen

Wiktionary: behelzen