Zelfverzekerdheid: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

zelfverzekerdheid:
- confiance en soi; assurance de soi-même; assurance; certitude; aplomb
zelfverzekerd:
- confiant; sûr de soi; assuré; avec aplomb; avec assurance
Wiktionary:
- zelfverzekerdheid → prestance
- zelfverzekerdheid → confiance en soi
- zelfverzekerd → confiance en soi, sûr de soi

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zelfverzekerdheid (Nederlands) in het Frans

de zelfverzekerdheid (zelfvertrouwen; vastberadenheid; zekerheid; stelligheid)
la confiance en soi; l'assurance de soi-même; l'assurance; la certitude; l'aplomb
- confiance en soi [la ~] zelfstandig naamwoord
- assurance de soi-même [la ~] zelfstandig naamwoord
- assurance [la ~] zelfstandig naamwoord
- certitude [la ~] zelfstandig naamwoord
- aplomb [le ~] zelfstandig naamwoord
de zelfverzekerdheid (zelfbewustheid)
l'assurance; la confiance en soi; l'aplomb
- assurance [la ~] zelfstandig naamwoord
- confiance en soi [la ~] zelfstandig naamwoord
- aplomb [le ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aplomb	stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfbewustheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid	aplomb; beslistheid; standvastigheid; vastberadenheid; vrijmoedigheid
assurance	stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfbewustheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid	assurantie; beslistheid; brutaliteit; gewisheid; impertinentie; onbeschaamdheid; onbeschoftheid; standvastigheid; stelligheid; vastberadenheid; vastheid; vastigheid; verzekering; vrijmoedigheid; vrijpostigheid; zekerheid
assurance de soi-même	stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid	beslistheid; standvastigheid; vastberadenheid
certitude	stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid	beslistheid; gewisheid; realiteit; standvastigheid; stelligheid; vastberadenheid; vastheid; vastigheid; werkelijkheid; wezenlijkheid; zekerheid
confiance en soi	stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfbewustheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid	beslistheid; standvastigheid; vastberadenheid

zelfverzekerdheid

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• zelfverzekerdheid	→ confiance en soi	↔ self-confidence — measure of one's belief in one's own abilities

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assuré	zelfverzekerd	assertief; beslist; geheid; gewis; heus; ingedekt; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; ongetwijfeld; stoutmoedig; vast en zeker; verzekerd; voorzeker; vrijmoedig; vrijpostig; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zonder angst
avec aplomb	zelfverzekerd
avec assurance	zelfverzekerd	assertief; brutaal; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; stoutmoedig; vrijmoedig; vrijpostig; zelfbewust; zonder angst
confiant	zelfverzekerd
sûr de soi	zelfverzekerd	assertief; zelfbewust

Cross Translation:

From	To	Via
• zelfverzekerd	→ confiance en soi	↔ self-confidence — state of being self-confident
• zelfverzekerd	→ sûr de soi	↔ self-confident — confident in one's abilities

Computer vertaling door derden:

Remove Ads