Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Zoek: winters

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: winters

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

winters:
- hivernal; d'hiver
winter:
- hiver
Wiktionary:
- winters → hivernal, d'hiver, hiémal
- winter → hiver
- winter → hiver, hiverner

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor winters (Nederlands) in het Frans

winters:

winters bijvoeglijk naamwoord

winters (winterachtig)
hivernal; d'hiver
- hivernal bijvoeglijk naamwoord
- d'hiver bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor winters:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
d'hiver	winterachtig; winters
hivernal	winterachtig; winters

Verwante woorden van "winters":

winterse, winter

Wiktionary: winters

winters

adjective

typerend voor de winter
- winters → hivernal; d'hiver

winters

adjective

Relatif à l’hiver.
- hivernal → winters
Qui appartenir à l’hiver.
- hiémal → winters

winter:

winter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de winter
l'hiver
- hiver [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor winter:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hiver	winter

Verwante woorden van "winter":

winteren, winters, wintertje, wintertjes

Antoniemen van "winter":

zomer

Verwante definities voor "winter":

het koudste jaargetijde, van 21 december tot 21 maart¹
- in de winter ligt er vaak sneeuw¹

Wiktionary: winter

winter

noun

seizoen
- winter → hiver

winter

noun

Saison
- hiver → winter

Cross Translation:

From	To	Via
• winter	→ hiver	↔ Winter — Eine der vier Jahreszeiten. Folgt auf den Herbst. Nach dem Winter folgt der Frühling. Auf der nördlichen Halbkugel Zeit zwischen Dezember und März.
• winter	→ hiver	↔ winter — fourth season, marked by short days and lowest temperatures
• winter	→ hiverner	↔ winter — spend the winter, as in a particular place on holiday

¹Muiswerk Woordenboek