Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vibreren (Nederlands) in het Frans
vibreren:
-
vibreren (trillen)
vibrer; trembler; grelotter; frémir; frissonner; tressaillir; trembloter; frémir d'horreur-
vibrer werkwoord (vibre, vibres, vibrons, vibrez, vibrent, vibrais, vibrait, vibrions, vibriez, vibraient, vibrai, vibras, vibra, vibrâmes, vibrâtes, vibrèrent, vibrerai, vibreras, vibrera, vibrerons, vibrerez, vibreront)
-
trembler werkwoord (tremble, trembles, tremblons, tremblez, tremblent, tremblais, tremblait, tremblions, trembliez, tremblaient, tremblai, tremblas, trembla, tremblâmes, tremblâtes, tremblèrent, tremblerai, trembleras, tremblera, tremblerons, tremblerez, trembleront)
-
grelotter werkwoord (grelotte, grelottes, grelottons, grelottez, grelottent, grelottais, grelottait, grelottions, grelottiez, grelottaient, grelottai, grelottas, grelotta, grelottâmes, grelottâtes, grelottèrent, grelotterai, grelotteras, grelottera, grelotterons, grelotterez, grelotteront)
-
frémir werkwoord (frémis, frémit, frémissons, frémissez, frémissent, frémissais, frémissait, frémissions, frémissiez, frémissaient, frémîmes, frémîtes, frémirent, frémirai, frémiras, frémira, frémirons, frémirez, frémiront)
-
frissonner werkwoord (frissonne, frissonnes, frissonnons, frissonnez, frissonnent, frissonnais, frissonnait, frissonnions, frissonniez, frissonnaient, frissonnai, frissonnas, frissonna, frissonnâmes, frissonnâtes, frissonnèrent, frissonnerai, frissonneras, frissonnera, frissonnerons, frissonnerez, frissonneront)
-
tressaillir werkwoord (tressaille, tressailles, tressaillons, tressaillez, tressaillent, tressaillais, tressaillait, tressaillions, tressailliez, tressaillaient, tressaillis, tressaillit, tressaillîmes, tressaillîtes, tressaillirent, tressaillirai, tressailliras, tressaillira, tressaillirons, tressaillirez, tressailliront)
-
trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, tremblotent, tremblotais, tremblotait, tremblotions, tremblotiez, tremblotaient, tremblotai, tremblotas, tremblota, tremblotâmes, tremblotâtes, tremblotèrent, trembloterai, trembloteras, tremblotera, trembloterons, trembloterez, trembloteront)
-
frémir d'horreur werkwoord
-
Conjugations for vibreren:
o.t.t.
- vibreer
- vibreert
- vibreert
- vibreren
- vibreren
- vibreren
o.v.t.
- vibreerde
- vibreerde
- vibreerde
- vibreerden
- vibreerden
- vibreerden
v.t.t.
- heb gevibreerd
- hebt gevibreerd
- heeft gevibreerd
- hebben gevibreerd
- hebben gevibreerd
- hebben gevibreerd
v.v.t.
- had gevibreerd
- had gevibreerd
- had gevibreerd
- hadden gevibreerd
- hadden gevibreerd
- hadden gevibreerd
o.t.t.t.
- zal vibreren
- zult vibreren
- zal vibreren
- zullen vibreren
- zullen vibreren
- zullen vibreren
o.v.t.t.
- zou vibreren
- zou vibreren
- zou vibreren
- zouden vibreren
- zouden vibreren
- zouden vibreren
diversen
- vibreer!
- vibreert!
- gevibreerd
- vibrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vibreren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
frissonner | trillen; vibreren | beven; bibberen; griezelen; gruwen; huiveren; rillen; sidderen |
frémir | trillen; vibreren | beven; bibberen; griezelen; gruwelen; gruwen; huiveren; kloppen; knisperen; lillen; rillen; ritselen; sidderen; trillen |
frémir d'horreur | trillen; vibreren | griezelen; gruwelen; gruwen; huiveren |
grelotter | trillen; vibreren | beven; bibberen; rillen |
trembler | trillen; vibreren | beven; bibberen; kloppen; lillen; popelen; rillen; sidderen; trillen |
trembloter | trillen; vibreren | beven; bibberen; flakkeren; flikkeren; rillen; sidderen; vlammen |
tressaillir | trillen; vibreren | beven; bibberen; rillen |
vibrer | trillen; vibreren | beven; bibberen; kloppen; lillen; rillen; trillen |
Frans