Nederlands
Uitgebreide vertaling voor koeioneren (Nederlands) in het Frans
koeioneren:
-
koeioneren (treiteren; pesten; plagen; kwellen; tergen; narren; tarten; sarren)
embêter; enquiquiner; agacer; brimer; assommer; intimider; importuner; brusquer; rudoyer; maltraiter; incommoder; embarrasser; tyranniser-
embêter werkwoord (embête, embêtes, embêtons, embêtez, embêtent, embêtais, embêtait, embêtions, embêtiez, embêtaient, embêtai, embêtas, embêta, embêtâmes, embêtâtes, embêtèrent, embêterai, embêteras, embêtera, embêterons, embêterez, embêteront)
-
enquiquiner werkwoord (enquiquine, enquiquines, enquiquinons, enquiquinez, enquiquinent, enquiquinais, enquiquinait, enquiquinions, enquiquiniez, enquiquinaient, enquiquinai, enquiquinas, enquiquina, enquiquinâmes, enquiquinâtes, enquiquinèrent, enquiquinerai, enquiquineras, enquiquinera, enquiquinerons, enquiquinerez, enquiquineront)
-
agacer werkwoord (agace, agaces, agaçons, agacez, agacent, agaçais, agaçait, agacions, agaciez, agaçaient, agaçai, agaças, agaça, agaçâmes, agaçâtes, agacèrent, agacerai, agaceras, agacera, agacerons, agacerez, agaceront)
-
brimer werkwoord (brime, brimes, brimons, brimez, briment, brimais, brimait, brimions, brimiez, brimaient, brimai, brimas, brima, brimâmes, brimâtes, brimèrent, brimerai, brimeras, brimera, brimerons, brimerez, brimeront)
-
assommer werkwoord (assomme, assommes, assommons, assommez, assomment, assommais, assommait, assommions, assommiez, assommaient, assommai, assommas, assomma, assommâmes, assommâtes, assommèrent, assommerai, assommeras, assommera, assommerons, assommerez, assommeront)
-
intimider werkwoord (intimide, intimides, intimidons, intimidez, intimident, intimidais, intimidait, intimidions, intimidiez, intimidaient, intimidai, intimidas, intimida, intimidâmes, intimidâtes, intimidèrent, intimiderai, intimideras, intimidera, intimiderons, intimiderez, intimideront)
-
importuner werkwoord (importune, importunes, importunons, importunez, importunent, importunais, importunait, importunions, importuniez, importunaient, importunai, importunas, importuna, importunâmes, importunâtes, importunèrent, importunerai, importuneras, importunera, importunerons, importunerez, importuneront)
-
brusquer werkwoord (brusque, brusques, brusquons, brusquez, brusquent, brusquais, brusquait, brusquions, brusquiez, brusquaient, brusquai, brusquas, brusqua, brusquâmes, brusquâtes, brusquèrent, brusquerai, brusqueras, brusquera, brusquerons, brusquerez, brusqueront)
-
rudoyer werkwoord (rudoie, rudoies, rudoyons, rudoyez, rudoient, rudoyais, rudoyait, rudoyions, rudoyiez, rudoyaient, rudoyai, rudoyas, rudoya, rudoyâmes, rudoyâtes, rudoyèrent, rudoierai, rudoieras, rudoiera, rudoierons, rudoierez, rudoieront)
-
maltraiter werkwoord (maltraite, maltraites, maltraitons, maltraitez, maltraitent, maltraitais, maltraitait, maltraitions, maltraitiez, maltraitaient, maltraitai, maltraitas, maltraita, maltraitâmes, maltraitâtes, maltraitèrent, maltraiterai, maltraiteras, maltraitera, maltraiterons, maltraiterez, maltraiteront)
-
incommoder werkwoord (incommode, incommodes, incommodons, incommodez, incommodent, incommodais, incommodait, incommodions, incommodiez, incommodaient, incommodai, incommodas, incommoda, incommodâmes, incommodâtes, incommodèrent, incommoderai, incommoderas, incommodera, incommoderons, incommoderez, incommoderont)
-
embarrasser werkwoord (embarrasse, embarrasses, embarrassons, embarrassez, embarrassent, embarrassais, embarrassait, embarrassions, embarrassiez, embarrassaient, embarrassai, embarrassas, embarrassa, embarrassâmes, embarrassâtes, embarrassèrent, embarrasserai, embarrasseras, embarrassera, embarrasserons, embarrasserez, embarrasseront)
-
tyranniser werkwoord (tyrannise, tyrannises, tyrannisons, tyrannisez, tyrannisent, tyrannisais, tyrannisait, tyrannisions, tyrannisiez, tyrannisaient, tyrannisai, tyrannisas, tyrannisa, tyrannisâmes, tyrannisâtes, tyrannisèrent, tyranniserai, tyranniseras, tyrannisera, tyranniserons, tyranniserez, tyranniseront)
-
Conjugations for koeioneren:
o.t.t.
- koeioneer
- koeioneert
- koeioneert
- koeioneren
- koeioneren
- koeioneren
o.v.t.
- koeioneerde
- koeioneerde
- koeioneerde
- koeioneerden
- koeioneerden
- koeioneerden
v.t.t.
- heb gekoeioneerd
- hebt gekoeioneerd
- heeft gekoeioneerd
- hebben gekoeioneerd
- hebben gekoeioneerd
- hebben gekoeioneerd
v.v.t.
- had gekoeioneerd
- had gekoeioneerd
- had gekoeioneerd
- hadden gekoeioneerd
- hadden gekoeioneerd
- hadden gekoeioneerd
o.t.t.t.
- zal koeioneren
- zult koeioneren
- zal koeioneren
- zullen koeioneren
- zullen koeioneren
- zullen koeioneren
o.v.t.t.
- zou koeioneren
- zou koeioneren
- zou koeioneren
- zouden koeioneren
- zouden koeioneren
- zouden koeioneren
en verder
- ben gekoeioneerd
- bent gekoeioneerd
- is gekoeioneerd
- zijn gekoeioneerd
- zijn gekoeioneerd
- zijn gekoeioneerd
diversen
- koeioneer!
- koeioneert!
- gekoeioneerd
- koeionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze