Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afremmen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afremmen (Nederlands) in het Frans

afremmen:

afremmen werkwoord (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)

  1. afremmen (remmen)
    freiner; ralentir
    • freiner werkwoord (freine, freines, freinons, freinez, )
    • ralentir werkwoord (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )
  2. afremmen (stoppen; remmen)
    freiner; ralentir; donner un coup de frein
    • freiner werkwoord (freine, freines, freinons, freinez, )
    • ralentir werkwoord (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )

Conjugations for afremmen:

o.t.t.
  1. rem af
  2. remt af
  3. remt af
  4. remmen af
  5. remmen af
  6. remmen af
o.v.t.
  1. remde af
  2. remde af
  3. remde af
  4. remden af
  5. remden af
  6. remden af
v.t.t.
  1. heb afgeremd
  2. hebt afgeremd
  3. heeft afgeremd
  4. hebben afgeremd
  5. hebben afgeremd
  6. hebben afgeremd
v.v.t.
  1. had afgeremd
  2. had afgeremd
  3. had afgeremd
  4. hadden afgeremd
  5. hadden afgeremd
  6. hadden afgeremd
o.t.t.t.
  1. zal afremmen
  2. zult afremmen
  3. zal afremmen
  4. zullen afremmen
  5. zullen afremmen
  6. zullen afremmen
o.v.t.t.
  1. zou afremmen
  2. zou afremmen
  3. zou afremmen
  4. zouden afremmen
  5. zouden afremmen
  6. zouden afremmen
diversen
  1. rem af!
  2. remt af!
  3. afgeremd
  4. afremmende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afremmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
donner un coup de frein afremmen; remmen; stoppen
freiner afremmen; remmen; stoppen
ralentir afremmen; remmen; stoppen gas terugnemen; ophouden; rekken; temporiseren; vertragen

Wiktionary: afremmen

afremmen
Cross Translation:
FromToVia
afremmen ralentir slow down — to reduce speed