Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitschelden (Nederlands) in het Frans
uitschelden:
-
uitschelden (beschimpen)
insulter; injurier; invectiver-
insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, insultent, insultais, insultait, insultions, insultiez, insultaient, insultai, insultas, insulta, insultâmes, insultâtes, insultèrent, insulterai, insulteras, insultera, insulterons, insulterez, insulteront)
-
injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, injurient, injuriais, injuriait, injuriions, injuriiez, injuriaient, injuriai, injurias, injuria, injuriâmes, injuriâtes, injurièrent, injurierai, injurieras, injuriera, injurierons, injurierez, injurieront)
-
invectiver werkwoord (invective, invectives, invectivons, invectivez, invectivent, invectivais, invectivait, invectivions, invectiviez, invectivaient, invectivai, invectivas, invectiva, invectivâmes, invectivâtes, invectivèrent, invectiverai, invectiveras, invectivera, invectiverons, invectiverez, invectiveront)
-
-
uitschelden (uitfoeteren; uitkafferen; uitvloeken)
engueuler; sonner les cloches à; enguirlander; incendier-
engueuler werkwoord (engueule, engueules, engueulons, engueulez, engueulent, engueulais, engueulait, engueulions, engueuliez, engueulaient, engueulai, engueulas, engueula, engueulâmes, engueulâtes, engueulèrent, engueulerai, engueuleras, engueulera, engueulerons, engueulerez, engueuleront)
-
sonner les cloches à werkwoord
-
enguirlander werkwoord (enguirlande, enguirlandes, enguirlandons, enguirlandez, enguirlandent, enguirlandais, enguirlandait, enguirlandions, enguirlandiez, enguirlandaient, enguirlandai, enguirlandas, enguirlanda, enguirlandâmes, enguirlandâtes, enguirlandèrent, enguirlanderai, enguirlanderas, enguirlandera, enguirlanderons, enguirlanderez, enguirlanderont)
-
incendier werkwoord (incendie, incendies, incendions, incendiez, incendient, incendiais, incendiait, incendiions, incendiiez, incendiaient, incendiai, incendias, incendia, incendiâmes, incendiâtes, incendièrent, incendierai, incendieras, incendiera, incendierons, incendierez, incendieront)
-
-
uitschelden (schelden; beledigen; uitjouwen; uitmaken voor)
injurier; insulter; se disputer; se quereller; vociférer contre qn.; râler contre; tempêter contre qn; proférer des injures; traiter quelqu'un de tous les noms-
injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, injurient, injuriais, injuriait, injuriions, injuriiez, injuriaient, injuriai, injurias, injuria, injuriâmes, injuriâtes, injurièrent, injurierai, injurieras, injuriera, injurierons, injurierez, injurieront)
-
insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, insultent, insultais, insultait, insultions, insultiez, insultaient, insultai, insultas, insulta, insultâmes, insultâtes, insultèrent, insulterai, insulteras, insultera, insulterons, insulterez, insulteront)
-
se disputer werkwoord
-
se quereller werkwoord
-
vociférer contre qn. werkwoord
-
râler contre werkwoord
-
tempêter contre qn werkwoord
-
proférer des injures werkwoord
-
traiter quelqu'un de tous les noms werkwoord
-
Conjugations for uitschelden:
o.t.t.
- scheld uit
- scheldt uit
- scheldt uit
- schelden uit
- schelden uit
- schelden uit
o.v.t.
- schold uit
- schold uit
- schold uit
- scholden uit
- scholden uit
- scholden uit
v.t.t.
- heb uitgescholden
- hebt uitgescholden
- heeft uitgescholden
- hebben uitgescholden
- hebben uitgescholden
- hebben uitgescholden
v.v.t.
- had uitgescholden
- had uitgescholden
- had uitgescholden
- hadden uitgescholden
- hadden uitgescholden
- hadden uitgescholden
o.t.t.t.
- zal uitschelden
- zult uitschelden
- zal uitschelden
- zullen uitschelden
- zullen uitschelden
- zullen uitschelden
o.v.t.t.
- zou uitschelden
- zou uitschelden
- zou uitschelden
- zouden uitschelden
- zouden uitschelden
- zouden uitschelden
en verder
- ben uitgescholden
- bent uitgescholden
- is uitgescholden
- zijn uitgescholden
- zijn uitgescholden
- zijn uitgescholden
diversen
- scheld uit!
- scheldt uit!
- uitgescholden
- uitscheldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitschelden:
Verwante definities voor "uitschelden":
Wiktionary: uitschelden
uitschelden
uitschelden
Cross Translation:
verb
-
(familier, fr) attaquer par des paroles outrageuses.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitschelden | → reprimander; blamer; gronder | ↔ lambaste — to scold or verbally reprimand |