Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. openbaar:
  2. Openbaar:
  3. openbaren:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor openbaar (Nederlands) in het Frans

openbaar:

openbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. openbaar (publiek)
    publique; public; en public; publiquement

Vertaal Matrix voor openbaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
public gehoor; lezerskring; lezerspubliek; publiek
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- publiek
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
en public openbaar; publiek
public openbaar; publiek
publique openbaar; publiek wereldkundig
publiquement openbaar; publiek

Verwante woorden van "openbaar":


Synoniemen voor "openbaar":


Antoniemen van "openbaar":


Verwante definities voor "openbaar":

  1. algemeen bekend1
    • hij maakte het bericht openbaar1
  2. waar iedereen in kan of aan mee kan doen1
    • dit is een openbare school1

Wiktionary: openbaar

openbaar
adjective
  1. vrij toegankelijk

Cross Translation:
FromToVia
openbaar public public — pertaining to people as a whole

Openbaar:

Openbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. Openbaar (Externe contactpersonen)

Vertaal Matrix voor Openbaar:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Public Externe contactpersonen; Openbaar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Contacts extérieurs Externe contactpersonen; Openbaar

openbaren:

openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)

  1. openbaren (zich uiten)
  2. openbaren (publiceren; uitbrengen)
    publier; émettre; annoncer; divulguer; rendre public; montrer; proclamer; communiquer
    • publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, )
    • émettre werkwoord (émets, émet, émettons, émettez, )
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • divulguer werkwoord (divulgue, divulgues, divulguons, divulguez, )
    • rendre public werkwoord
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
    • communiquer werkwoord (communique, communiques, communiquons, communiquez, )

Conjugations for openbaren:

o.t.t.
  1. openbaar
  2. openbaart
  3. openbaart
  4. openbaren
  5. openbaren
  6. openbaren
o.v.t.
  1. openbaarde
  2. openbaarde
  3. openbaarde
  4. openbaarden
  5. openbaarden
  6. openbaarden
v.t.t.
  1. heb geopenbaard
  2. hebt geopenbaard
  3. heeft geopenbaard
  4. hebben geopenbaard
  5. hebben geopenbaard
  6. hebben geopenbaard
v.v.t.
  1. had geopenbaard
  2. had geopenbaard
  3. had geopenbaard
  4. hadden geopenbaard
  5. hadden geopenbaard
  6. hadden geopenbaard
o.t.t.t.
  1. zal openbaren
  2. zult openbaren
  3. zal openbaren
  4. zullen openbaren
  5. zullen openbaren
  6. zullen openbaren
o.v.t.t.
  1. zou openbaren
  2. zou openbaren
  3. zou openbaren
  4. zouden openbaren
  5. zouden openbaren
  6. zouden openbaren
en verder
  1. is geopenbaard
  2. zijn geopenbaard
diversen
  1. openbaar!
  2. openbaart!
  3. geopenbaard
  4. openbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor openbaren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoncer openbaren; publiceren; uitbrengen aandienen; aankondigen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; berichten; decreteren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; inlichten; meedelen; melden; mening kenbaar maken; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; rapporteren; tippen; uitbazuinen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
communiquer openbaren; publiceren; uitbrengen aansteken; berichten; besmetten; bewust maken; communiceren; een conversatie hebben; iets melden; in contact staan; ineenlopen; informeren; kennisgeven van; meedelen; melden; overbrengen; praten; rapporteren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verslag uitbrengen; vertolken; verwoorden; zeggen
divulguer openbaren; publiceren; uitbrengen alom bekend maken; klikken; verbreiden; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verspreiden
montrer openbaren; publiceren; uitbrengen aan het licht komen; aanbieden; aanduiden; aangeven; aanschouwelijk maken; aantonen; attenderen; bewijzen; demonstreren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; offreren; ophoesten; presenteren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; veraanschouwelijken; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; voorleggen; wijzen; wijzen naar
proclamer openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; een boodschap uitdragen; namen afroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; proclameren; uitbazuinen; uitdragen; verkondigen; verordenen; verordineren
publier openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; informeren; inlichten; lanceren; op de hoogte brengen; op de markt brengen; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; posten; publiceren; tippen; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; van iets in kennis stellen; verwittigen; vrijgeven; waarschuwen
rendre public openbaren; publiceren; uitbrengen openen; openstellen; toegankelijk maken; vrijgeven
s'exprimer openbaren; zich uiten uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
se dévoiler openbaren; zich uiten
se manifester openbaren; zich uiten uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
se révéler openbaren; zich uiten ontpoppen; ontpoppen als
émettre openbaren; publiceren; uitbrengen doen toekomen; emitteren; iem. iets sturen; omroepen; opsturen; overmaken; posten; programma uitzenden; rondstralen; toezenden; uitstralen; uitzenden; versturen; zenden

Wiktionary: openbaren

openbaren
verb
  1. wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken
openbaren

Verwante vertalingen van openbaar