Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kap (Nederlands) in het Frans

kap:

kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kap (hoofddeksel)
    la casque; la capuce
    • casque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • capuce [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kap (overkapping; dak; overdekking; afdekkap; koepel)
    le toit; la capote; la couverture; la toiture; le dôme; la coupole; le recouvrement; le couvercle
    • toit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • capote [la ~] zelfstandig naamwoord
    • couverture [la ~] zelfstandig naamwoord
    • toiture [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dôme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coupole [la ~] zelfstandig naamwoord
    • recouvrement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • couvercle [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capote afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping kapothoed
capuce hoofddeksel; kap
casque hoofddeksel; kap helm; hoofdbescherming
coupole afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping gewelf; koepel; koepelgewelf; plafond; topgewelf
couvercle afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping deksel; lid
couverture afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping beddedeken; beddensprei; bedekking; boekomslag; dakbedekking; dakdekken; dek; dekblad; deken; dekken; dekking; dekkleed; dekmantel; façade; kaft; masker; omslag; overdekking; overtrek; schijn; schutblad; sprei; voorkomen
dôme afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping dom; domkerk; geschutkoepel; kathedraal; koepel; koepeldak; topgewelf
recouvrement afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping incassering; incasso; innen; inning; invordering; schuldvordering; trap uitvoeren; vordering
toit afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
toiture afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping dakbedekking; dakdekken; dekken; huif

Verwante woorden van "kap":


Wiktionary: kap

kap
noun
  1. Sorte de vêtement de moine, ample et sans manches.
  2. Grande pièce d’étoffe épaisse
  3. Couverture d’un immeuble (1):

Cross Translation:
FromToVia
kap capot bonnet — cover over the engine of a motor car
kap couvercle cover — lid
kap capuche hood — headwear
kap capot hood — front of car

kappen:

kappen werkwoord (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)

  1. kappen (bomen kappen; hakken; vellen; omhakken; houwen)
    abattre; abattre des arbres
    • abattre werkwoord (abbats, abbat, abbattons, abbattez, )
    • abattre des arbres werkwoord
  2. kappen (coifferen; knippen)
    coiffer; couper; tailler
    • coiffer werkwoord (coiffe, coiffes, coiffons, coiffez, )
    • couper werkwoord (coupe, coupes, coupons, coupez, )
    • tailler werkwoord (taille, tailles, taillons, taillez, )

Conjugations for kappen:

o.t.t.
  1. kap
  2. kapt
  3. kapt
  4. kappen
  5. kappen
  6. kappen
o.v.t.
  1. kapte
  2. kapte
  3. kapte
  4. kapten
  5. kapten
  6. kapten
v.t.t.
  1. heb gekapt
  2. hebt gekapt
  3. heeft gekapt
  4. hebben gekapt
  5. hebben gekapt
  6. hebben gekapt
v.v.t.
  1. had gekapt
  2. had gekapt
  3. had gekapt
  4. hadden gekapt
  5. hadden gekapt
  6. hadden gekapt
o.t.t.t.
  1. zal kappen
  2. zult kappen
  3. zal kappen
  4. zullen kappen
  5. zullen kappen
  6. zullen kappen
o.v.t.t.
  1. zou kappen
  2. zou kappen
  3. zou kappen
  4. zouden kappen
  5. zouden kappen
  6. zouden kappen
en verder
  1. ben gekapt
  2. bent gekapt
  3. is gekapt
  4. zijn gekapt
  5. zijn gekapt
  6. zijn gekapt
diversen
  1. kap!
  2. kapt!
  3. gekapt
  4. kappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kappen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kappen (omhakken; vellen)
    l'abattement
  2. het kappen (eindigen; ophouden; staken; uitscheiden; afhaken)
    la terminaison; l'achèvement; la fin; l'action d'arrêter

Vertaal Matrix voor kappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abattement kappen; omhakken; vellen verslagenheid
achèvement afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden afbouwen; afkrijgen; afmaken; afschrijven; afwerken; beëindiging; completering; conclusie; einde; slot; slotbeschouwing; sluiting; volbrenging; voltooiing
action d'arrêter afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
fin afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden beëindiging; conclusie; eind; einde; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; laatste opvoering; meet; ontknoping; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; uiteinde
tailler houwen
terminaison afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abattre bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen aan stukken breken; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afmaken; breken; deprimeren; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; executeren; liquideren; neerhalen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; om het leven brengen; omblazen; ombrengen; omhouwen; omslaan; omverhalen; omverwaaien; omwaaien; onderuithalen; overhoopschieten; schieten op; slachten; slopen; stukbreken; uit elkaar halen; van kant maken; vermoorden; vloeren; wegbreken
abattre des arbres bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
coiffer coifferen; kappen; knippen
couper coifferen; kappen; knippen aanlengen; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afsluiten; afsnijden; aftroeven; afzetten; besnoeien; beëindigen; breken; couperen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een einde maken aan; eindigen; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; losrukken; losscheuren; lossnijden; lostrekken; neerhalen; omverhalen; op maat snijden; opensnijden; ophouden; overtroeven; scheiden; slopen; snijden; snijwerk maken; snoeien; splitsen; stoppen; toesnijden; trimmen; troeven; uit elkaar halen; uitdoen; uitdunnen; uiteenhalen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verdunnen; versnijden; verwateren; wegkappen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
tailler coifferen; kappen; knippen aanzetten; afknippen; afsnijden; beknotten; beperken; besnoeien; bijknippen; couperen; creneleren; een beetje knippen; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kepen; kerven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; op maat snijden; scherpen; slijpen; snijden; snoeien; toesnijden; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen; wetten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fin adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend

Verwante woorden van "kappen":



Verwante vertalingen van kap