Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- confronteren:
-
Wiktionary:
- confronteren → confronter
- confronteren → confronter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor confronteren (Nederlands) in het Frans
confronteren:
-
confronteren (onder ogen zien)
confronter-
confronter werkwoord (confronte, confrontes, confrontons, confrontez, confrontent, confrontais, confrontait, confrontions, confrontiez, confrontaient, confrontai, confrontas, confronta, confrontâmes, confrontâtes, confrontèrent, confronterai, confronteras, confrontera, confronterons, confronterez, confronteront)
-
-
confronteren (tegenover elkaar stellen; oog in oog laten komen)
confronter; opposer-
confronter werkwoord (confronte, confrontes, confrontons, confrontez, confrontent, confrontais, confrontait, confrontions, confrontiez, confrontaient, confrontai, confrontas, confronta, confrontâmes, confrontâtes, confrontèrent, confronterai, confronteras, confrontera, confronterons, confronterez, confronteront)
-
opposer werkwoord (oppose, opposes, opposons, opposez, opposent, opposais, opposait, opposions, opposiez, opposaient, opposai, opposas, opposa, opposâmes, opposâtes, opposèrent, opposerai, opposeras, opposera, opposerons, opposerez, opposeront)
-
Conjugations for confronteren:
o.t.t.
- confronteer
- confronteert
- confronteert
- confronteren
- confronteren
- confronteren
o.v.t.
- confronteerde
- confronteerde
- confronteerde
- confronteerden
- confronteerden
- confronteerden
v.t.t.
- heb geconfronteerd
- hebt geconfronteerd
- heeft geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
v.v.t.
- had geconfronteerd
- had geconfronteerd
- had geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
o.t.t.t.
- zal confronteren
- zult confronteren
- zal confronteren
- zullen confronteren
- zullen confronteren
- zullen confronteren
o.v.t.t.
- zou confronteren
- zou confronteren
- zou confronteren
- zouden confronteren
- zouden confronteren
- zouden confronteren
en verder
- ben geconfronteerd
- bent geconfronteerd
- is geconfronteerd
- zijn geconfronteerd
- zijn geconfronteerd
- zijn geconfronteerd
diversen
- confronteer!
- confronteert!
- geconfronteerd
- confronterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor confronteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confronter | confronteren; onder ogen zien; oog in oog laten komen; tegenover elkaar stellen | bij elkaar houden; compareren; tegenover elkaar stellen; vergelijken |
opposer | confronteren; oog in oog laten komen; tegenover elkaar stellen |
Wiktionary: confronteren
confronteren
Cross Translation:
verb
confronteren
-
iemand laten zien wat diegene heeft gedaan
- confronteren → confronter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• confronteren | → confronter | ↔ confront — To stand or meet facing, especially in competition, hostility or defiance |
Frans