Nederlands

Uitgebreide vertaling voor manie (Nederlands) in het Frans

manie:

manie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de manie (pathologische opgewondenheid)
    la manie; l'engouement; la vogue
    • manie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • engouement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • vogue [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de manie (overdreven voorliefde)
    l'engouement; la manie
    • engouement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • manie [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor manie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
engouement manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid aanval; bevlieging; opwelling; vlaag
manie manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid rage
vogue manie; pathologische opgewondenheid mode; rage; trend

Verwante woorden van "manie":

  • manies

Wiktionary: manie

manie
Cross Translation:
FromToVia
manie mode fad — phenomenon
manie manie mania — violent derangement

Computer vertaling door derden:


Frans

Uitgebreide vertaling voor manie (Frans) in het Nederlands

manie:

manie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la manie (vogue)
    de rage
    • rage [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la manie (engouement; vogue)
    pathologische opgewondenheid; de manie
  3. la manie (engouement)
    de manie; overdreven voorliefde

Vertaal Matrix voor manie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manie engouement; manie; vogue
overdreven voorliefde engouement; manie
pathologische opgewondenheid engouement; manie; vogue
rage manie; vogue

Synoniemen voor "manie":


Wiktionary: manie

manie
noun
  1. médecine|fr folie qui n’est pas complet comme la démence et qui se manifeste par des accès intermittents.

Cross Translation:
FromToVia
manie manie mania — violent derangement

manier:

manier werkwoord (manie, manies, manions, maniez, )

  1. manier (être capable; gérer; être de taille à)
    managen; iets aankunnen
  2. manier (diriger; conduire; gérer; )
    leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten; leiding geven; managen
    • leiden werkwoord (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • besturen werkwoord (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
    • aanvoeren werkwoord (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • voorzitten werkwoord (zit voor, zat voor, zaten voor, voorgezeten)
    • leiding geven werkwoord
    • managen werkwoord (manage, managed, managde, managden, gemanaged)
  3. manier (traiter; façonner; soigner; manipuler)
    behandelen; onder behandeling nemen
  4. manier (manoeuvrer; bouger; actionner)
    manoeuvreren; marcheren
    • manoeuvreren werkwoord (manoeuvreer, manoeuvreert, manoeuvreerde, manoeuvreerden, gemanoeuvreerd)
    • marcheren werkwoord (marcheer, marcheert, marcheerde, marcheerden, gemarcheerd)

Conjugations for manier:

Présent
  1. manie
  2. manies
  3. manie
  4. manions
  5. maniez
  6. manient
imparfait
  1. maniais
  2. maniais
  3. maniait
  4. maniions
  5. maniiez
  6. maniaient
passé simple
  1. maniai
  2. manias
  3. mania
  4. maniâmes
  5. maniâtes
  6. manièrent
futur simple
  1. manierai
  2. manieras
  3. maniera
  4. manierons
  5. manierez
  6. manieront
subjonctif présent
  1. que je manie
  2. que tu manies
  3. qu'il manie
  4. que nous maniions
  5. que vous maniiez
  6. qu'ils manient
conditionnel présent
  1. manierais
  2. manierais
  3. manierait
  4. manierions
  5. manieriez
  6. manieraient
passé composé
  1. ai manié
  2. as manié
  3. a manié
  4. avons manié
  5. avez manié
  6. ont manié
divers
  1. manie!
  2. maniez!
  3. manions!
  4. manié
  5. maniant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor manier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren direction; tête
besturen acte de gouverner; acte de régner; administration; direction
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider aborder; administrer; alléguer; avancer; avancer des arguments; avoir le commandement; citer; commander; diriger; entamer; gouverner; invoquer; lancer; mener; mettre en avant; mettre sur la table; mettre sur le tapis; ordonner; piloter; proposer; présenter; présider; soulever
behandelen façonner; manier; manipuler; soigner; traiter régler; soigner; traiter; traiter à fond
besturen administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider administrer; diriger; gérer
iets aankunnen gérer; manier; être capable; être de taille à
leiden administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider administrer; avoir le commandement; balayer; commander; conduire; diriger; entraîner; gouverner; guider; mener; ordonner; piloter; présider
leiding geven administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider
managen administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider; être capable; être de taille à
manoeuvreren actionner; bouger; manier; manoeuvrer
marcheren actionner; bouger; manier; manoeuvrer
onder behandeling nemen façonner; manier; manipuler; soigner; traiter
voorzitten administrer; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; présider

Synoniemen voor "manier":


Wiktionary: manier

manier
verb
  1. Prendre, tâter, toucher avec la main, pour s'en servir ou pour évaluer.

Cross Translation:
FromToVia
manier behandelen; onder handen nemen; in de hand houden; houden handle — to use or hold with the hand
manier gebruiken; hanteren handle — to use the hands

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van manie