Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kreukelen (Nederlands) in het Frans
kreukelen:
-
kreukelen (verkreukelen; verfrommelen)
chiffonner; froisser; se plisser; plisser; se froisser; se chiffonner-
chiffonner werkwoord (chiffonne, chiffonnes, chiffonnons, chiffonnez, chiffonnent, chiffonnais, chiffonnait, chiffonnions, chiffonniez, chiffonnaient, chiffonnai, chiffonnas, chiffonna, chiffonnâmes, chiffonnâtes, chiffonnèrent, chiffonnerai, chiffonneras, chiffonnera, chiffonnerons, chiffonnerez, chiffonneront)
-
froisser werkwoord (froisse, froisses, froissons, froissez, froissent, froissais, froissait, froissions, froissiez, froissaient, froissai, froissas, froissa, froissâmes, froissâtes, froissèrent, froisserai, froisseras, froissera, froisserons, froisserez, froisseront)
-
se plisser werkwoord
-
plisser werkwoord (plisse, plisses, plissons, plissez, plissent, plissais, plissait, plissions, plissiez, plissaient, plissai, plissas, plissa, plissâmes, plissâtes, plissèrent, plisserai, plisseras, plissera, plisserons, plisserez, plisseront)
-
se froisser werkwoord
-
se chiffonner werkwoord
-
Conjugations for kreukelen:
o.t.t.
- kreukel
- kreukelt
- kreukelt
- kreukelen
- kreukelen
- kreukelen
o.v.t.
- kreukelde
- kreukelde
- kreukelde
- kreukelden
- kreukelden
- kreukelden
v.t.t.
- heb gekreukeld
- hebt gekreukeld
- heeft gekreukeld
- hebben gekreukeld
- hebben gekreukeld
- hebben gekreukeld
v.v.t.
- had gekreukeld
- had gekreukeld
- had gekreukeld
- hadden gekreukeld
- hadden gekreukeld
- hadden gekreukeld
o.t.t.t.
- zal kreukelen
- zult kreukelen
- zal kreukelen
- zullen kreukelen
- zullen kreukelen
- zullen kreukelen
o.v.t.t.
- zou kreukelen
- zou kreukelen
- zou kreukelen
- zouden kreukelen
- zouden kreukelen
- zouden kreukelen
en verder
- is gekreukeld
diversen
- kreukel!
- kreukelt!
- gekreukeld
- kreukelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kreukelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chiffonner | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | kreuken; rimpelen |
froisser | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | belasteren; grieven; krenken; kreuken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; smaden; suizelen; suizen; verwonden; zeer doen |
plisser | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | rimpelen |
se chiffonner | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | kreuken; rimpelen |
se froisser | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | knisperen; kreuken; rimpelen; ritselen |
se plisser | kreukelen; verfrommelen; verkreukelen | rimpelen |
Verwante woorden van "kreukelen":
kreukel:
-
de kreukel (valse vouw)
Vertaal Matrix voor kreukel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faux pli | kreukel; valse vouw |