Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- duwen:
-
duw:
- poussée; coup; coup de pouce; butoir; impulsion; petit coup; choc; heurt; cahot
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor duwen (Nederlands) in het Frans
duwen:
-
duwen (dringen)
pousser; bousculer-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
bousculer werkwoord (bouscule, bouscules, bousculons, bousculez, bousculent, bousculais, bousculait, bousculions, bousculiez, bousculaient, bousculai, bousculas, bouscula, bousculâmes, bousculâtes, bousculèrent, bousculerai, bousculeras, bousculera, bousculerons, bousculerez, bousculeront)
-
-
duwen (voortduwen)
pousser; pousser en avant-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
pousser en avant werkwoord
-
-
duwen (vooruitduwen; voortduwen)
pousser; pousser devant soi; pousser en avant-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
pousser devant soi werkwoord
-
pousser en avant werkwoord
-
-
duwen (vooruitschuiven; opschuiven; voorschuiven)
avancer; pousser en avant-
avancer werkwoord (avance, avances, avançons, avancez, avancent, avançais, avançait, avancions, avanciez, avançaient, avançai, avanças, avança, avançâmes, avançâtes, avancèrent, avancerai, avanceras, avancera, avancerons, avancerez, avanceront)
-
pousser en avant werkwoord
-
Conjugations for duwen:
o.t.t.
- duw
- duwt
- duwt
- duwen
- duwen
- duwen
o.v.t.
- duwde
- duwde
- duwde
- duwden
- duwden
- duwden
v.t.t.
- heb geduwd
- hebt geduwd
- heeft geduwd
- hebben geduwd
- hebben geduwd
- hebben geduwd
v.v.t.
- had geduwd
- had geduwd
- had geduwd
- hadden geduwd
- hadden geduwd
- hadden geduwd
o.t.t.t.
- zal duwen
- zult duwen
- zal duwen
- zullen duwen
- zullen duwen
- zullen duwen
o.v.t.t.
- zou duwen
- zou duwen
- zou duwen
- zouden duwen
- zouden duwen
- zouden duwen
en verder
- ben geduwd
- bent geduwd
- is geduwd
- zijn geduwd
- zijn geduwd
- zijn geduwd
diversen
- duw!
- duwt!
- geduwd
- duwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor duwen:
Verwante woorden van "duwen":
Wiktionary: duwen
duwen
Cross Translation:
verb
duwen
-
door druk uit te oefenen doen voortbewegen
- duwen → pousser
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• duwen | → pousser | ↔ schieben — einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen |
• duwen | → pousser; tâter | ↔ prod — poke |
• duwen | → pousser | ↔ push — transitive: apply a force to (an object) so that it moves away |
duw:
Vertaal Matrix voor duw:
Verwante woorden van "duw":
Computer vertaling door derden: