Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
voorkomen:
- advenir; se passer; se présenter; prévenir; parer à un inconvénient; parer à; remédier à
- apparence; allure; forme; figure; mine; aspect; air; physique; extérieur; dehors; air de quelqu'un; mascarade; masque; façade; déguisement; couverture; pignon; devanture; travestissement; manteau; camouflage; changement d'habits
- empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à
- voorkómen:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorkomen (Nederlands) in het Frans
voorkomen:
-
voorkomen (zich voordoen; gebeuren; plaats hebben)
-
voorkomen (een bezwaar ondervangen; ondervangen)
prévenir; parer à un inconvénient; parer à; remédier à-
prévenir werkwoord (préviens, prévient, prévenons, prévenez, préviennent, prévenais, prévenait, prévenions, préveniez, prévenaient, prévins, prévint, prévînmes, prévîntes, prévinrent, préviendrai, préviendras, préviendra, préviendrons, préviendrez, préviendront)
-
parer à un inconvénient werkwoord
-
parer à werkwoord
-
remédier à werkwoord
-
Conjugations for voorkomen:
o.t.t.
- voorkom
- voorkomt
- voorkomt
- voorkomen
- voorkomen
- voorkomen
o.v.t.
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwamen
- voorkwamen
- voorkwamen
v.t.t.
- heb voorkomen
- hebt voorkomen
- heeft voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
v.v.t.
- had voorkomen
- had voorkomen
- had voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
o.t.t.t.
- zal voorkomen
- zult voorkomen
- zal voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
o.v.t.t.
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
diversen
- voorkom!
- voorkomt!
- voorkomen
- voorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voorkomen (uiterlijk; verschijning; gedaante; type; buitenkant; vorm; vertoon; aanzien; aangezicht; gelaat)
-
het voorkomen (iemand zijn uiterlijk; verschijning; uiterlijk; gedaante; vorm; vertoon; buitenkant; aangezicht)
-
het voorkomen (dekmantel; façade; schijn; masker)
l'apparence; la mascarade; le masque; la façade; le déguisement; la couverture; le pignon; la devanture; le travestissement; le manteau; le camouflage; le changement d'habits
-
voorkomen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkómen)
empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à-
empêcher werkwoord (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, empêchent, empêchais, empêchait, empêchions, empêchiez, empêchaient, empêchis, empêchit, empêchîmes, empêchîtes, empêchirent, empêchrai, empêchras, empêchra, empêchrons, empêchrez, empêchront)
-
entraver werkwoord (entrave, entraves, entravons, entravez, entravent, entravais, entravait, entravions, entraviez, entravaient, entravai, entravas, entrava, entravâmes, entravâtes, entravèrent, entraverai, entraveras, entravera, entraverons, entraverez, entraveront)
-
interdire werkwoord (interdis, interdit, interdisons, interdites, interdisent, interdisais, interdisait, interdisions, interdisiez, interdisaient, interdîmes, interdîtes, interdirent, interdirai, interdiras, interdira, interdirons, interdirez, interdiront)
-
faire obstacle à werkwoord
-
Vertaal Matrix voor voorkomen:
Verwante woorden van "voorkomen":
Verwante definities voor "voorkomen":
Wiktionary: voorkomen
voorkomen
Cross Translation:
noun
-
mélange gazeux constituer l’atmosphère.
-
façon d’aller, de marcher.
-
parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
-
endormir à demi.
-
entraver quelqu’un dans la réalisation de quelque chose.
-
exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
-
(vieilli) devancer, venir avant.
-
avoir l’air, l’apparence
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorkomen | → existence | ↔ existence — the state of being, existing, or occurring |
• voorkomen | → arriver; se; avoir lieu | ↔ occur — present itself |
• voorkomen | → éviter; prévenir | ↔ ward off — to avert or prevent |
voorkómen:
-
voorkómen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkomen)
empêcher; entraver; interdire; faire obstacle à-
empêcher werkwoord (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, empêchent, empêchais, empêchait, empêchions, empêchiez, empêchaient, empêchis, empêchit, empêchîmes, empêchîtes, empêchirent, empêchrai, empêchras, empêchra, empêchrons, empêchrez, empêchront)
-
entraver werkwoord (entrave, entraves, entravons, entravez, entravent, entravais, entravait, entravions, entraviez, entravaient, entravai, entravas, entrava, entravâmes, entravâtes, entravèrent, entraverai, entraveras, entravera, entraverons, entraverez, entraveront)
-
interdire werkwoord (interdis, interdit, interdisons, interdites, interdisent, interdisais, interdisait, interdisions, interdisiez, interdisaient, interdîmes, interdîtes, interdirent, interdirai, interdiras, interdira, interdirons, interdirez, interdiront)
-
faire obstacle à werkwoord
-
Vertaal Matrix voor voorkómen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
empêcher | belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen | afhouden; afweren; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; pareren; storen; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weren |
entraver | belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen | barricaderen; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; versperren |
faire obstacle à | belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen | beperken; hinderen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; onmogelijk maken; storen; verhinderen |
interdire | belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen | verbieden |