Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lastigvallen (Nederlands) in het Frans
lastigvallen:
-
lastigvallen (teisteren)
harceler; ennuyer; déranger; importuner; agacer; gêner-
harceler werkwoord (harcelle, harcelles, harcelons, harcelez, harcellent, harcelais, harcelait, harcelions, harceliez, harcelaient, harcelai, harcelas, harcela, harcelâmes, harcelâtes, harcelèrent, harcellerai, harcelleras, harcellera, harcellerons, harcellerez, harcelleront)
-
ennuyer werkwoord (ennuie, ennuies, ennuyons, ennuyez, ennuient, ennuyais, ennuyait, ennuyions, ennuyiez, ennuyaient, ennuyai, ennuyas, ennuya, ennuyâmes, ennuyâtes, ennuyèrent, ennuierai, ennuieras, ennuiera, ennuierons, ennuierez, ennuieront)
-
déranger werkwoord (dérange, déranges, dérangeons, dérangez, dérangent, dérangeais, dérangeait, dérangions, dérangiez, dérangeaient, dérangeai, dérangeas, dérangea, dérangeâmes, dérangeâtes, dérangèrent, dérangerai, dérangeras, dérangera, dérangerons, dérangerez, dérangeront)
-
importuner werkwoord (importune, importunes, importunons, importunez, importunent, importunais, importunait, importunions, importuniez, importunaient, importunai, importunas, importuna, importunâmes, importunâtes, importunèrent, importunerai, importuneras, importunera, importunerons, importunerez, importuneront)
-
agacer werkwoord (agace, agaces, agaçons, agacez, agacent, agaçais, agaçait, agacions, agaciez, agaçaient, agaçai, agaças, agaça, agaçâmes, agaçâtes, agacèrent, agacerai, agaceras, agacera, agacerons, agacerez, agaceront)
-
gêner werkwoord (gêne, gênes, gênons, gênez, gênent, gênais, gênait, gênions, gêniez, gênaient, gênai, gênas, gêna, gênâmes, gênâtes, gênèrent, gênerai, gêneras, gênera, gênerons, gênerez, gêneront)
-
Conjugations for lastigvallen:
o.t.t.
- val lastig
- valt lastig
- valt lastig
- vallen lastig
- vallen lastig
- vallen lastig
o.v.t.
- viel lastig
- viel lastig
- viel lastig
- vielen lastig
- vielen lastig
- vielen lastig
v.t.t.
- heb lastig gevallen
- hebt lastig gevallen
- heeft lastig gevallen
- hebben lastig gevallen
- hebben lastig gevallen
- hebben lastig gevallen
v.v.t.
- had lastig gevallen
- had lastig gevallen
- had lastig gevallen
- hadden lastig gevallen
- hadden lastig gevallen
- hadden lastig gevallen
o.t.t.t.
- zal lastigvallen
- zult lastigvallen
- zal lastigvallen
- zullen lastigvallen
- zullen lastigvallen
- zullen lastigvallen
o.v.t.t.
- zou lastigvallen
- zou lastigvallen
- zou lastigvallen
- zouden lastigvallen
- zouden lastigvallen
- zouden lastigvallen
en verder
- ben lastig gevallen
- bent lastig gevallen
- is lastig gevallen
- zijn lastig gevallen
- zijn lastig gevallen
- zijn lastig gevallen
diversen
- val lastig!
- valt lastig!
- lastig gevallen
- lastig vallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze