Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor betasten (Nederlands) in het Frans
betasten:
-
betasten (voelen; bevoelen)
toucher; palper; tâtonner; tâter-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
palper werkwoord (palpe, palpes, palpons, palpez, palpent, palpais, palpait, palpions, palpiez, palpaient, palpai, palpas, palpa, palpâmes, palpâtes, palpèrent, palperai, palperas, palpera, palperons, palperez, palperont)
-
tâtonner werkwoord (tâtonne, tâtonnes, tâtonnons, tâtonnez, tâtonnent, tâtonnais, tâtonnait, tâtonnions, tâtonniez, tâtonnaient, tâtonnai, tâtonnas, tâtonna, tâtonnâmes, tâtonnâtes, tâtonnèrent, tâtonnerai, tâtonneras, tâtonnera, tâtonnerons, tâtonnerez, tâtonneront)
-
tâter werkwoord (tâte, tâtes, tâtons, tâtez, tâtent, tâtais, tâtait, tâtions, tâtiez, tâtaient, tâtai, tâtas, tâta, tâtâmes, tâtâtes, tâtèrent, tâterai, tâteras, tâtera, tâterons, tâterez, tâteront)
-
Conjugations for betasten:
o.t.t.
- betast
- betast
- betast
- betasten
- betasten
- betasten
o.v.t.
- betastte
- betastte
- betastte
- betastten
- betastten
- betastten
v.t.t.
- heb betast
- hebt betast
- heeft betast
- hebben betast
- hebben betast
- hebben betast
v.v.t.
- had betast
- had betast
- had betast
- hadden betast
- hadden betast
- hadden betast
o.t.t.t.
- zal betasten
- zult betasten
- zal betasten
- zullen betasten
- zullen betasten
- zullen betasten
o.v.t.t.
- zou betasten
- zou betasten
- zou betasten
- zouden betasten
- zouden betasten
- zouden betasten
diversen
- betast!
- betast!
- betast
- betastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor betasten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
toucher | aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording | |
tâter | aftasten; afvoelen; tasten; voelen | |
tâtonner | aftasten; afvoelen; tasten; voelen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
palper | betasten; bevoelen; voelen | |
toucher | betasten; bevoelen; voelen | aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betreffen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden |
tâter | betasten; bevoelen; voelen | polsen |
tâtonner | betasten; bevoelen; voelen | graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen |
Wiktionary: betasten
betasten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betasten | → tâtonner | ↔ grope — to search by feeling |
• betasten | → tripoter | ↔ grope — to touch closely and sexually |
• betasten | → manipuler; tâter | ↔ handle — to feel with the hand |
• betasten | → tripoter | ↔ paw — to touch someone (with the hands) in a sexual way |