Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bepraten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bepraten (Nederlands) in het Frans

bepraten:

bepraten werkwoord (bepraat, bepraatte, bepraatten, bepraat)

  1. bepraten (bespreken; bediscussiëren; doorspreken; praten over; doorpraten)
    discuter; parler de; débattre; convaincre; causer de
    • discuter werkwoord (discute, discutes, discutons, discutez, )
    • parler de werkwoord
    • débattre werkwoord (débats, débat, débattons, débattez, )
    • convaincre werkwoord (convaincs, convainc, convainquons, convainquez, )
    • causer de werkwoord

Conjugations for bepraten:

o.t.t.
  1. bepraat
  2. bepraat
  3. bepraat
  4. bepraten
  5. bepraten
  6. bepraten
o.v.t.
  1. bepraatte
  2. bepraatte
  3. bepraatte
  4. bepraatten
  5. bepraatten
  6. bepraatten
v.t.t.
  1. heb bepraat
  2. hebt bepraat
  3. heeft bepraat
  4. hebben bepraat
  5. hebben bepraat
  6. hebben bepraat
v.v.t.
  1. had bepraat
  2. had bepraat
  3. had bepraat
  4. hadden bepraat
  5. hadden bepraat
  6. hadden bepraat
o.t.t.t.
  1. zal bepraten
  2. zult bepraten
  3. zal bepraten
  4. zullen bepraten
  5. zullen bepraten
  6. zullen bepraten
o.v.t.t.
  1. zou bepraten
  2. zou bepraten
  3. zou bepraten
  4. zouden bepraten
  5. zouden bepraten
  6. zouden bepraten
diversen
  1. bepraat!
  2. bepraat!
  3. bepraat
  4. bepratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bepraten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
causer de bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over onderwerp behandelen; spreken over
convaincre bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over aanpraten; aansmeren; erg veranderen; ompraten; omturnen; omverpraten; onderkrijgen; overhalen; overreden; overtuigen
discuter bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over argumenteren; babbelen; bakkeleien; bekvechten; communiceren; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doorspreken; een conversatie hebben; hakketakken; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; overleg voeren; praten; redetwisten; ruzieën; snateren; spreken; twisten; wauwelen; zwammen
débattre bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over argumenteren; beraadslagen; debatteren; discussiëren; disputeren; doorspreken; in bespreking zijn; overleg voeren; overleggen; overwegen; redetwisten; twisten; vergaderen
parler de bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; praten over doornemen; onderwerp behandelen; spreken over

Wiktionary: bepraten

bepraten
Cross Translation:
FromToVia
bepraten débattre; s'entretenir sur; discuter discuss — to converse or debate concerning a particular topic