Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- thuisbezorgen:
-
Wiktionary:
- thuisbezorgen → livrer à domicile
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor thuisbezorgen (Nederlands) in het Frans
thuisbezorgen:
thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
-
thuisbezorgen (bezorgen; brengen; afleveren; bestellen; rondbrengen)
fournir; apporter; livrer; porter à domicile; distribuer à domicile; distribuer; livrer à domicile-
fournir werkwoord (fournis, fournit, fournissons, fournissez, fournissent, fournissais, fournissait, fournissions, fournissiez, fournissaient, fournîmes, fournîtes, fournirent, fournirai, fourniras, fournira, fournirons, fournirez, fourniront)
-
apporter werkwoord (apporte, apportes, apportons, apportez, apportent, apportais, apportait, apportions, apportiez, apportaient, apportai, apportas, apporta, apportâmes, apportâtes, apportèrent, apporterai, apporteras, apportera, apporterons, apporterez, apporteront)
-
livrer werkwoord (livre, livres, livrons, livrez, livrent, livrais, livrait, livrions, livriez, livraient, livrai, livras, livra, livrâmes, livrâtes, livrèrent, livrerai, livreras, livrera, livrerons, livrerez, livreront)
-
porter à domicile werkwoord
-
distribuer à domicile werkwoord
-
distribuer werkwoord (distribue, distribues, distribuons, distribuez, distribuent, distribuais, distribuait, distribuions, distribuiez, distribuaient, distribuai, distribuas, distribua, distribuâmes, distribuâtes, distribuèrent, distribuerai, distribueras, distribuera, distribuerons, distribuerez, distribueront)
-
livrer à domicile werkwoord
-
-
thuisbezorgen (bestellen; brengen; afgeven; bezorgen; afleveren; overhandigen)
porter à domicile; distribuer à domicile; livrer à domicile-
porter à domicile werkwoord
-
distribuer à domicile werkwoord
-
livrer à domicile werkwoord
-
Conjugations for thuisbezorgen:
o.t.t.
- bezorg thuis
- bezorgt thuis
- bezorgt thuis
- bezorgen thuis
- bezorgen thuis
- bezorgen thuis
o.v.t.
- bezorgde thuis
- bezorgde thuis
- bezorgde thuis
- bezorgden thuis
- bezorgden thuis
- bezorgden thuis
v.t.t.
- heb thuisbezorgd
- hebt thuisbezorgd
- heeft thuisbezorgd
- hebben thuisbezorgd
- hebben thuisbezorgd
- hebben thuisbezorgd
v.v.t.
- had thuisbezorgd
- had thuisbezorgd
- had thuisbezorgd
- hadden thuisbezorgd
- hadden thuisbezorgd
- hadden thuisbezorgd
o.t.t.t.
- zal thuisbezorgen
- zult thuisbezorgen
- zal thuisbezorgen
- zullen thuisbezorgen
- zullen thuisbezorgen
- zullen thuisbezorgen
o.v.t.t.
- zou thuisbezorgen
- zou thuisbezorgen
- zou thuisbezorgen
- zouden thuisbezorgen
- zouden thuisbezorgen
- zouden thuisbezorgen
en verder
- ben thuisbezorgd
- bent thuisbezorgd
- is thuisbezorgd
- zijn thuisbezorgd
- zijn thuisbezorgd
- zijn thuisbezorgd
diversen
- bezorg thuis!
- bezorgt thuis!
- thuisbezorgd
- thuisbezorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor thuisbezorgen:
Wiktionary: thuisbezorgen
thuisbezorgen
verb
-
afleveren aan huis
- thuisbezorgen → livrer à domicile