Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgeput (Nederlands) in het Frans
uitgeput:
-
uitgeput
Vertaal Matrix voor uitgeput:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
à bout de force | uitgeput | oververmoeid; uitgeteld |
épuisé | uitgeput | afgemat; bekaf; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; gaar; gedaan; gereed; hondsmoe; onbestelbaar; op; oververmoeid; uitgeteld |
Verwante definities voor "uitgeput":
Wiktionary: uitgeput
uitgeput
Cross Translation:
adjective
-
dodelijk vermoeid
- uitgeput → épuisé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitgeput | → crevé | ↔ bushed — very tired; exhausted |
• uitgeput | → épuisé; à bout de forces | ↔ exhausted — in a state of exhaustion |
• uitgeput | → épuisé; harassé | ↔ jaded — Worn out, wearied, or lacking enthusiasm; exhausted |
• uitgeput | → crevé; naze | ↔ shot — tired, weary |
• uitgeput | → épuisé; fatigué; éreinté | ↔ spent — used up |
uitputten:
-
uitputten (moe maken; vermoeien; slopen; afmatten)
épuiser; fatiguer; dépérir; exténuer-
épuiser werkwoord (épuise, épuises, épuisons, épuisez, épuisent, épuisais, épuisait, épuisions, épuisiez, épuisaient, épuisai, épuisas, épuisa, épuisâmes, épuisâtes, épuisèrent, épuiserai, épuiseras, épuisera, épuiserons, épuiserez, épuiseront)
-
fatiguer werkwoord (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, fatiguent, fatiguais, fatiguait, fatiguions, fatiguiez, fatiguaient, fatiguai, fatiguas, fatigua, fatiguâmes, fatiguâtes, fatiguèrent, fatiguerai, fatigueras, fatiguera, fatiguerons, fatiguerez, fatigueront)
-
dépérir werkwoord (dépéris, dépérit, dépérissons, dépérissez, dépérissent, dépérissais, dépérissait, dépérissions, dépérissiez, dépérissaient, dépérîmes, dépérîtes, dépérirent, dépérirai, dépériras, dépérira, dépérirons, dépérirez, dépériront)
-
exténuer werkwoord (exténue, exténues, exténuons, exténuez, exténuent, exténuais, exténuait, exténuions, exténuiez, exténuaient, exténuai, exténuas, exténua, exténuâmes, exténuâtes, exténuèrent, exténuerai, exténueras, exténuera, exténuerons, exténuerez, exténueront)
-
-
uitputten (verzwakken; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
affaiblir; atténuer; épuiser; perdre sa force; s'affaiblir-
affaiblir werkwoord (affaiblis, affaiblit, affaiblissons, affaiblissez, affaiblissent, affaiblissais, affaiblissait, affaiblissions, affaiblissiez, affaiblissaient, affaiblîmes, affaiblîtes, affaiblirent, affaiblirai, affaibliras, affaiblira, affaiblirons, affaiblirez, affaibliront)
-
atténuer werkwoord (atténue, atténues, atténuons, atténuez, atténuent, atténuais, atténuait, atténuions, atténuiez, atténuaient, atténuai, atténuas, atténua, atténuâmes, atténuâtes, atténuèrent, atténuerai, atténueras, atténuera, atténuerons, atténuerez, atténueront)
-
épuiser werkwoord (épuise, épuises, épuisons, épuisez, épuisent, épuisais, épuisait, épuisions, épuisiez, épuisaient, épuisai, épuisas, épuisa, épuisâmes, épuisâtes, épuisèrent, épuiserai, épuiseras, épuisera, épuiserons, épuiserez, épuiseront)
-
perdre sa force werkwoord
-
s'affaiblir werkwoord
-
Conjugations for uitputten:
o.t.t.
- put uit
- put uit
- put uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
o.v.t.
- putte uit
- putte uit
- putte uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
v.t.t.
- ben uitgeput
- bent uitgeput
- is uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
v.v.t.
- was uitgeput
- was uitgeput
- was uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
o.t.t.t.
- zal uitputten
- zult uitputten
- zal uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
o.v.t.t.
- zou uitputten
- zou uitputten
- zou uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
diversen
- put uit!
- put uit!
- uitgeput
- uitputtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitputten:
Wiktionary: uitputten
uitputten
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- abattre → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
-
Fatiguer à l’excès, harasser, exténuer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitputten | → épuiser | ↔ exhaust — to empty by drawing or letting out the contents |
• uitputten | → lasser | ↔ weary — to make weary |
Computer vertaling door derden: