Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
scherp:
- tranchant; aigu; acéré; coupant; perçant; vif; acerbe; pointu; passionné; aigre; avec virulence; fervent; dur; fin; net; sévère; violent; rigoureux; rigide; rude; intense; perspicace; piquant; sévèrement; rigoureusement; strictement; cuisant; aigrement; en pointe; en flèche; suraigu; mordant; strident; criard; épicé; âcre; âpre; impressionnant; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; incisif; tranchant comme une lame de rasoir
- scherpen:
-
Wiktionary:
- scherp → affilé, acerbe, aigre, aigu, coupant, cuisant, fin, incisif, mordant, perçant, piquant, pointu, précis, pénétrant, saillant, vif, âcre, âpre
- scherp → justement, précisément, acrimonieux, aiguë, aigu, sévère, dur, âcre, affilé, coupant, affuté, tranchant, acéré, effilé, pointu
- scherpen → affiler, aiguiser
- scherpen → affiler, affûter, aiguiser
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor scherp (Nederlands) in het Frans
scherp:
-
scherp (messcherp)
-
scherp (scherpgerand)
-
scherp (vinnig; vlijmend; hanig; snibbig; fel; pinnig)
vif; coupant; aigu; acerbe; pointu; passionné; tranchant; aigre; avec virulence; fervent; perçant; dur; fin; net; sévère; violent; rigoureux; rigide; rude; intense; perspicace; piquant; sévèrement; rigoureusement; strictement; cuisant; aigrement-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
coupant bijvoeglijk naamwoord
-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
acerbe bijvoeglijk naamwoord
-
pointu bijvoeglijk naamwoord
-
passionné bijvoeglijk naamwoord
-
tranchant bijvoeglijk naamwoord
-
aigre bijvoeglijk naamwoord
-
avec virulence bijvoeglijk naamwoord
-
fervent bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
fin bijvoeglijk naamwoord
-
net bijvoeglijk naamwoord
-
sévère bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
rigoureux bijvoeglijk naamwoord
-
rigide bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
intense bijvoeglijk naamwoord
-
perspicace bijvoeglijk naamwoord
-
piquant bijvoeglijk naamwoord
-
sévèrement bijvoeglijk naamwoord
-
rigoureusement bijvoeglijk naamwoord
-
strictement bijvoeglijk naamwoord
-
cuisant bijvoeglijk naamwoord
-
aigrement bijvoeglijk naamwoord
-
-
scherp (spits; puntig)
-
scherp (schel; schril; hoog; hard; snerpend)
-
scherp (scherp van smaak; heet; pikant)
-
scherp (schel klinkend; doordringend; indringend)
impressionnant; aigu; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; perçant; strident-
impressionnant bijvoeglijk naamwoord
-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
pénétrant bijvoeglijk naamwoord
-
avec insistance bijvoeglijk naamwoord
-
de manière pénétrante bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
strident bijvoeglijk naamwoord
-
-
scherp (vlijmscherp; vlijmend)
-
scherp (bijtend; gemeen; fel; doordringend)
Vertaal Matrix voor scherp:
Verwante woorden van "scherp":
Synoniemen voor "scherp":
Antoniemen van "scherp":
Verwante definities voor "scherp":
Wiktionary: scherp
scherp
Cross Translation:
adjective
scherp
-
goed snijdend
- scherp → affilé
adjective
-
Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
-
Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
-
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
-
Qui couper.
-
Qui produire une douleur âpre et aiguë.
-
délié, menu, mince ou étroit.
-
Qui couper ou qui est propre à couper.
-
didact|fr Qui mordre.
-
Qui percer, qui pénétrer.
-
Qui piquer.
-
Qui se termine en pointe
-
Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude.
-
Qui pénétrer.
-
Qui avancer, qui sortir en dehors.
-
Qui est en vie.
-
Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
-
Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• scherp | → acrimonieux | ↔ acrimonious — sharp and harsh |
• scherp | → aiguë; aigu | ↔ acute — sensitive |
• scherp | → aigu | ↔ acute — geometry: of an angle |
• scherp | → sévère; dur | ↔ bitter — harsh, piercing or stinging |
• scherp | → âcre | ↔ pungent — having a strong odour |
• scherp | → affilé; coupant; affuté; tranchant; acéré; effilé | ↔ sharp — able to cut easily |
• scherp | → affuté; pointu | ↔ sharp — pointed, able to pierce easily |
scherpen:
-
scherpen (wetten; slijpen; aanzetten)
affûter; polir; tailler; aiguiser; affiler; limer-
affûter werkwoord (affûte, affûtes, affûtons, affûtez, affûtent, affûtais, affûtait, affûtions, affûtiez, affûtaient, affûtai, affûtas, affûta, affûtâmes, affûtâtes, affûtèrent, affûterai, affûteras, affûtera, affûterons, affûterez, affûteront)
-
polir werkwoord (polis, polit, polissons, polissez, polissent, polissais, polissait, polissions, polissiez, polissaient, polîmes, polîtes, polirent, polirai, poliras, polira, polirons, polirez, poliront)
-
tailler werkwoord (taille, tailles, taillons, taillez, taillent, taillais, taillait, taillions, tailliez, taillaient, taillai, taillas, tailla, taillâmes, taillâtes, taillèrent, taillerai, tailleras, taillera, taillerons, taillerez, tailleront)
-
aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, aiguisent, aiguisais, aiguisait, aiguisions, aiguisiez, aiguisaient, aiguisai, aiguisas, aiguisa, aiguisâmes, aiguisâtes, aiguisèrent, aiguiserai, aiguiseras, aiguisera, aiguiserons, aiguiserez, aiguiseront)
-
affiler werkwoord (affile, affiles, affilons, affilez, affilent, affilais, affilait, affilions, affiliez, affilaient, affilai, affilas, affila, affilâmes, affilâtes, affilèrent, affilerai, affileras, affilera, affilerons, affilerez, affileront)
-
limer werkwoord (lime, limes, limons, limez, liment, limais, limait, limions, limiez, limaient, limai, limas, lima, limâmes, limâtes, limèrent, limerai, limeras, limera, limerons, limerez, limeront)
-
Conjugations for scherpen:
o.t.t.
- scherp
- scherpt
- scherpt
- scherpen
- scherpen
- scherpen
o.v.t.
- scherpte
- scherpte
- scherpte
- scherpten
- scherpten
- scherpten
v.t.t.
- heb gescherpt
- hebt gescherpt
- heeft gescherpt
- hebben gescherpt
- hebben gescherpt
- hebben gescherpt
v.v.t.
- had gescherpt
- had gescherpt
- had gescherpt
- hadden gescherpt
- hadden gescherpt
- hadden gescherpt
o.t.t.t.
- zal scherpen
- zult scherpen
- zal scherpen
- zullen scherpen
- zullen scherpen
- zullen scherpen
o.v.t.t.
- zou scherpen
- zou scherpen
- zou scherpen
- zouden scherpen
- zouden scherpen
- zouden scherpen
en verder
- ben gescherpt
- bent gescherpt
- is gescherpt
- zijn gescherpt
- zijn gescherpt
- zijn gescherpt
diversen
- scherp!
- scherpt!
- gescherpt
- scherpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor scherpen:
Wiktionary: scherpen
Computer vertaling door derden: